Häberlin. Onder dezen naam vermelden wij:
Karl Friedrich Häberlin, een beoefenaar van het staatsregt, en een zoon van Franz Dominicas Häberlin (geboren 1720, 十 1787), die als schrijver van eene „Allgemeine Weltgeschichte (1767—1773)” en van eene „Neueste Deutsche Reichsgeschichte(1774—1786,21 dln)” een roemrijken naam verwierf. Karl Friedrich, geboren te Helmstedt den 5den Augustus 1756, studeerde in zijne geboorteplaats en verkreeg weldra eene betrekking bp de regtskanselarij te Wolfenbüttel, van waar hij in 1782 als hoogleeraar in het Duitsche staatsregt naar Erlangen vertrok. Vier jaar later keerde hij als zoodanig naar Helmstedt terug, en ontving er in 1799 den titel van geheimraad. Als gevolmagtigde van den hertog van Brunswijk nam hij deel aan het Congrès te Rastadt, en na de stichting van het koningrijk Westfalen werd hij lid der Rijksstanden en der commissie, belast met het ontwerpen van wetten. Eene ongesteldheid noodzaakte hem, om van Cassel naar Helmstedt terug te keeren, en hij overleed weinige dagen daarna, op den 16den Augustus 1808. Van zijne geschriften noemen wij : „Pragmatische Geschichte der neuesten kaizerlichen Wahlcapitulationen (1792, met een aanhangsel 1793)”, — „Handbuch des deutschen Staatsrechts (3 dln, 2de druk 1794— 1795)”, — en vooral het „Deutsche Staatsarchiv (1769—1808, 16 dln)”.
Karl Ludwig Häberlin, een Duitsch romanschrijver. Deze, een zoon van den voorgaande, werd geboren te Erlangen den 25sten Junij 1784, studeerde te Helmstedt in de regten, aanvaardde in 1814 de betrekking van ambtman te Hassenfelde bij Blankenburg, doch werd wegens een deficit in de kas afgezet en tot gevangenisstraf veroordeeld. Van 1824 tot 1831 bleef hij te Gandersheim in den kerker. Daarna vestigde hij zich te Potsdam, en overleed er in Januarij 1858. Reeds van 1810 tot 1813 leverde hij onder den naam van Louis von Häfely verhalen en novellen in onderscheidene tijdschriften.
Voorts schreef hij onder dien van H. E. R. Belani eene reeks van romans, die men tot de ligte lectuur kan rekenen. In zijn verhaal: „Treu und brav (1851)” geeft hij eene lijst van 59 romans in 120 deelen, welke uit zijne pen zijn gevloeid. Daarna verschenen nog: „Kronprinz Friedrich (1853, 3 dln)”, — „Hohe Liebe. Aus dein Leben des Freiherrn Friedrich von Trenek (1853 , 3 dln)”, — „Peter der Grosze (1856,3 din)”, — en „Russische Hofgeschichten (1856, 3 dln)”.