Gudin (Théodore), een voortreffelijk Fransch zeeschilder, geboren te Parijs den 15den Augustus 1802, bezocht eenigen tijd het atelier van Girodet-Trioson, maar volgde weldra de romantische rigting. Hij schilderde uitsluitend landschappen en zeegezigten en oogstte reeds op de tentoonstellingen van 1822 en 1827 grooten bijval. Zijne doeken zijn inderdaad fraai en onderscheiden zich door het welgekozen licht, door een frisch coloriet, door de doorschijnendheid der lucht en door de natuurlijkheid van het water.
Van 1830 tot 1837 leverde hij op de tentoonstellingen te Parijs: „Eene windvlaag op de reede van Algiers (thans in het Luxembourg)”, — „Eene ontredderde bark”, — „Eene schipbreuk op de kust van Schotland”, — „Eene Nederlandsche visch-aak”, — „Een Napelsch landschap bij maneschijn”, — „Zonsopgang bij Venetië”, — „De haven van Constantinopel”, — „De omstreken van Algiers”, enz. Men heeft intusschen de opmerking gemaakt, dat bij het flinke effect van het geheele stuk doorgaans aan de bijzonderheden te weinig zorg is besteed.
Eene opdragt ten behoeve van het muséum te Versailles, hetwelk bijna 100 zeeslagen van Gudin bezit, heeft hem wel eens vervoerd tot eene stoute, vlugtige manier. Hij is gehuwd met de dochter van een Schotschen lord, en de kunstenaarskring, die zich in zijn hotel te Parijs vereenigt, heeft eene zekere vermaardheid.