Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Grundtvig

betekenis & definitie

Grundtvig (Nicolai Frederik Severin), een uitstekend Deensch dichter, geschiedschrijver en godgeleerde, geboren den 8sten September 1783 te Udby op Seeland, bragt de dagen zijner kindsheid door in de heidevelden in het zuiden van Jutland en bezocht daarna eerst het gymnasium te Aarhuus en vervolgens de universiteit te Kopenhagen, waar hij in de theologie studeerde. Hij werd eerst huisonderwijzer op Langeland en zag zich daarna geplaatst als leeraar in de geschiedenis aan eene school in de hoofdstad. In dien tijd schreef hij: „Nordens Mythologie (1808)” en het episch-dramatisch werk: „Optrin af Kampelivets Undergang i Nord (1809, 2 dln; 2de druk 1861)”. Van 1811 tot 1813 was hij werkzaam als hulpprediker hij zijn vader en preekte meermalen met grooten bijval te Kopenhagen, terwijl de geestelijkheid hem niet zeer genegen was.

Hij schreef voorts: „Kort begreb of Verdenskrönike (1812)", hetwelk groot opzien baarde, — „Kvädlinger (1816)”, eene verzameling van vaderlandsche gedichten, — „Roeskilde-Riin (1814)", eene dichterlijke verheerlijking der geschiedenis van Denemarken volgens de sagen van Saxo, en eindelijk eene vertaling der geschriften van Saxo en van Snorro (1818—1822, 6 dln). In 1821 werd hij predikant te Prastöe, en in weerwil van den tegenstand der geestelijkheid benoemde de Koning hem in 1822 tot tweeden predikant aan de Verlossers-kerk te Kopenhagen. Hij gaf nu bundels leerredenen uit, maar door zijn „Protest der kerk tegen professor Clausen (1825)”, waarin hij in verzet kwam tegen diens geschrift: „Catholicismens og Protestantismens Kerkeforfatning, Lare og Ritus” haalde hij zich eene aanklagt van dezen op den hals, zoodat hij zich genoodzaakt zag, zijne betrekking neder te leggen. In dien tijd stichtte hij met Rudlshbach een theologisch tijdschrift , (1825—1828, 13 dln), gaf eenige dichterlijkgeschiedkundige tafereelen in het licht, bezorgde eene tweede uitgave van zijne „Mythologie (1832)”, en schreef een „Haandbog i Verdenshistorien (1833—1843, 4 dln)”, alsmede een bundel geestelijke liederen, enz. In 1839 werd hij predikant aan een hospitaal in Kopenhagen en was lid van den grondwetgevenden Rijksdag, alsmede van het Polkething (Tweede Kamer). Hier behoorde hij tot de democratische partij en streed voor burgerlijke en godsdienstige vrijheid. Ook heeft hij veel voor het onderwijs gedaan, en zijne eigenaardige godsdienstige rigting vond in zijn vaderland eene menigte volgelingen. In 1871 werd hij tot bisschop benoemd, en hij overleed te Kopenhagen op den 2den September 1872.

< >