Grovestins is de naam van een oud en aanzienlijk Friesch geslacht. Tot de merkwaardigste leden behoorden:
Wybe Sjoerds Grovestins, veelal Scherne Wybe genaamd. Hij behoorde eigenlijk tot het geslacht der Sirtema's, doch zijne voorouders hadden den naam Tho Grovestins aangenomen naar eene stins met zware muren, door zijn oud-overgrootvader tegen de invallen der Noormannen te Engelum gebouwd. Den bijnaam Scherne (geschoren) verkreeg hij, omdat hij tegen de gewoonte der edelen van dien tijd den baard liet scheren of eene geschoren kruin droeg. Hij was één van de voornaamste edelen onder de Vetkoopers; gestadig voerde hij oorlog met de Schieringers, doch sneuvelde in 1482 door een kogel, toen Sicco Sjaerdema zijne stins belegerde. Die sterkte werd vervolgens ingenomen en gesloopt.
Wybe van Grovestins, geboren in de eerste helft der 16de eeuw. Hij behoorde tot het Verbond der Edelen en verliet het land bij de komst van Alva. In 1572 voerde hij bevel over eenige ruiters in Friesland en voegde zich vervolgens bij den graaf van Schouwenburg. Daar hij in 1574 uitgesloten werd van de algemeene amnestie, bleef hij in ballingschap tot na de Pacificatie van Gent en keerde toen in Friesland terug, waar hij de Unie van Utrecht bevorderde.
Oene van Grovestins, een broeder van den voorgaande. Hij werd in 1561 grietman van Menaldumadeel, onderteekende het Verbond der Edelen, trok naar Enkhuizen, waar de Prins hem benoemde tot luitenant-admiraal van Duco Martena, en werd desgelijks uitgesloten van de algemeene amnestie. Tijdelijk verliet hij het Vaderland, doch zag zich bij zijn terugkeer aangesteld tot kolonel van Westergo (1582) en later (1596) tot volmagt der Vijf Deelen. In 1599 omhelsde hij de Hervorming, en overleed den 18den Junij 1600.
Frederik Sirtema van Grovestins, een uitstekend krijgsman. Hij werd geboren in 1668, was eerst kapitein en ritmeester, in 1697 grietman van Ferwerderadeel, daarna achtervolgen» kolonel, generaal-majoor en luitenantgeneraal der kavallerie (1727), generaal-kwartiermeester van het leger, en kolonel van een regement voetvolk. Ook bekleedde hij de betrekking van gouverneur te Bouchain (1712) en te Bergen-op-Zoom (1718). Hij behaalde grooten roem in den Successie-oorlog, verdreef met generaal Dompré aan het hoofd der Nederlandsche voorhoede een vijandelijken post uit het dorp Waterloo (1705) en onderscheidde zich vooral in den slag bij Malplaquet (11 September 1709). Den 10den Julij 1712 trok hij met ongehoorde vermetelheid aan het hoofd van een vliegend leger van 1800 hussaren en dragonders — alle vrijwilligers — uit het leger bij Doornik door Champagne en de bisdommen Metz, Toul en Verdun.
Deze togt geschiedde niet uit roof- en plunderzucht, maar onder goedkeuring van de Staten-Generaal en moest dienen, om den Franschen intendant aldaar tot het betalen der achterstallige oorlogslasten te dwingen, en hij baarde zooveel schrik, dat men er te Versailles ernstig over beraadslaagde, of de Koning ook de wijk diende te nemen naar Chambord. Na zijn terugkeer verdedigde hij van 4 tot 20 October met 4 zwakke bataljons de vesting Bouchain. De vijand maakte hem krijgsgevangen en voerde hem naar Champagne , waar hij kort te voren met onbeperkte magt had huis gehouden. Hij overleed te Nijkerk bij Leeuwarden den 3den November 1750.
Karel Frederik baron Sirtema van Grovestins, een Nederlandsch staatsman. Hij werd geboren in 1791 en bekleedde eenigen tijd de betrekking van kamerheer en kabinets-secretaris van Willem I, koning der Nederlanden. Later begaf hij zich naar Parijs, woonde eerst eenigen tijd te Montmorency, ging in 1839 over tot de E. Katholieke Kerk, en vestigde zich in 1845 te St. Germain en Laye, waar hij den 22sten Mei 1874 overleed. Hij gaf in het licht: „Lettre à Guillaume I, roi des Pays-Bas, écrite en 1838 (1841)”, — „La conférence de Londres et Guillaume I, ou de l’influence du système de persévérance sur l’état financier des Pays-Bas (1844)”, — „La Pologne, la Russie et l’Europe occidentale ou de la nécessité de résoudre la question polonaise dans une conférence des grandes puissances (1847, 2de druk 1864)”, — „Guillaume III, défenseur et soutien de l’indépendance de l’Europe contre la puissance de Louis XIV; suivi d’une lettre adressée au roi Louis-Philippe en 1838, de deux lettres à M. Guizot, et des réponses de M. Guizot à M. de Grovestins (1850)”, — „Considérations sur l’église Anglicane et l’église Catholique à l’occasion de la création de l’évêché anglicain de Jérusalem et du rétablissement de la hiérarchie catholique en Angleterre”, — „Histoire des luttes et rivalités politiques entre les puissances maritimes et la France durant la seconde moitié du XVII siècle (1852—1854, 8 dln)”, — „Notices et souvenirs du comte van der Duyn van Maasdam et du baron de Capellen, recueillis et mis en ordre et publiés par leur ami (1852)”, — „L’avenir du royaume des Pays-Bas (1853)’’, — „Tableau politique et moral de la Russie au XVIme et XIXme siècle (1854)”, — „Le réveil de l’Europe occidentale (1855)”, — „Le congrès de Vienne en 1814 et 1815 et le congrès de Paris en 1856 (1856)”, — „Le baron Robert Fagel (1857)”, — „La Russie ramenée à l’ordre et l’Europe en 1857 (1858)”, — „L’Europe sera-telle remaniée — (1859)”, — „Les gloires du romantisme appréciées etc. (1859, 2 dln)”, — en „Mémoires et souvenirs (1869, 6 dln)”, — alsmede: „Petits mémoires, souvenirs biographiques du baron Charles Frédéric Sirtema de Grovestins (1857)”. Een groot aantal handschriften heeft hij bij beschikking van 10 Februarij 1873 gelegateerd aan de Koninklijke Boekerij te ’s Hage.