Gratianus (Franciscus), de verzamelaar van het „Decretum Gratiani”, geboren te Chiusa in Toscane, was Camaldulenser monnik in het klooster San Felice te Bologna. Hij voltooide in 1150 de naar hem genoemde verzameling van Kerkregtelijke voorschriften, die hij stelselmatig rangschikte.
Hij verdeelde het geheel in 3 deelen. Het eerste, uit 101 distinctiones (afscheidingen of hoofdstukken) bestaande, handelt, na eene algemeene inleiding, over de leer van kerkelijke personen en bedieningen, — het tweede omvat 36 causae (gevallen), die in quaestiones (vragen) of eanones (regels) verdeeld zijn, en loopt over de kerkelijke magt, bepaaldelijk over de kerkelijke regtsmagt, — en het derde eindelijk, uit 5 distinctiones bestaande, bevat de leer van de godsdienstige handelingen en plegtigheden, inzonderheid van de sacramenten. De op den rand geschrevene verklaringen zijn gedeeltelijk in den tekst opgenomen en dragen den naam van „paleae” naar haren eersten schrijver, die Paucapalea heette. Die verzameling, aanvankelijk „Concordantia discordantium canonum” genoemd, kwam spoedig als handboek op de universiteiten in gebruik en vormt thans als „Decretum Gratiani” het eerste deel van het „Corpus juris canonici”.