Grandes noemde men in het Castiliaansche rijk sedert de 13de eeuw de voornaamsten uit den hoogen adel, en wèl de zoodanigen, aan wien de Koning, door hun eene banier te schenken, het regt verleende, om eigen soldaten te werven. Zij genoten al de voorregten van den hoogen adel en hadden Koninklijke leenen in bezit, terwijl zij daarentegen verpligt waren, hunnen Vorst met een zeker aantal lansen — elke lans was een ridder met 4 of 5 wapenknechten — bij te staan.
Zij waren vrij van belastingen, behoefden niet voor den regter te verschijnen, en bezaten de bevoegdheid, om het land te verlaten en dienst te nemen bij een anderen Vorst, al was deze ook in oorlog met hun leenheer. Zij hadden aanspraak op de hoogste waardigheden en tegelijk met de hertogen en graven het regt om met gedekten hoofde in tegenwoordigheid des Konings te verkeeren. Deze noemde den grande mi primo (neef), terwijl hp anderen van den hoogen adel met mi pariente (bloedverwant) aansprak. In de rijksvergadering hadden zij zitting na de praelaten en vóór de hertogen en graven. Zij hadden vrijen toegang tot het paleis en tot de vertrekken des Konings, en bij plegtige gelegenheden zaten zij in de Koninklijke kapèl digt bij het altaar. Hunne gemalinnen deelden in die voorregten, en de Koningin stond op, om haar te ontvangen. Door Ferdinand en Isabella werd onder het krachtig bestuur van Xímenes het gezag van den leen-adel en dat van den hoogen adel gefnuikt.
Daar Karel V het noodig achtte, sommige aanzienlijken des lands aan zich te verbinden en anderen te beloonen, schiep hij uit den onafhankelijken leen-adel een afhankelijken Hof-adel. Op deze wijze ontstonden 3 klassen van grandes. Aan die der eerste klasse gaf de Koning bevel zich te dekken voordat zij hem hadden aangesproken, — aan die der tweede klasse, nadat zij gesproken hadden, — en aan die der derde klasse nadat zij het antwoord gehoord hadden. Zij droegen allen den titel van exellentie, en de schildwacht moest voor hen het geweer presentéren. De 3 klassen bestaan nog, maar bovenvermeld onderscheid is verdwenen. Onder de regéring van Joseph Bonaparte werd de waardigheid van grande afgeschaft, doch zij is later hersteld, ofschoon zij geene voorregten van eenig belang oplevert.