Giseke (Nikolas Dietrich), een Duitsch schrijver, die niet weinig heeft medegewerkt tot ontwikkeling van den goeden smaak in zijn vaderland, werd geboren den 2den April 1724 te Csoba in Neder-Hongarije. Na den dood van zijn vader begaf hij zich met zijne moeder naar Hamburg, waar hij de gunst verwierf van Brockes en Hagedorn. Hij studeerde voorts te Leipzig en werd huisonderwijzer in Hannover en Brunswijk.
Met Schlegel vervolgde hij de „Neue Bremische Beiträge” onder den titel van „Sammlung vermischter Schriften” tot aan 1754. In 1753 werd hij predikant te Trautenstein in Brunswijk, — in het volgende jaar opper-hofprediker te Quedlinburg, en in 1760 superintendent te Sondershausen, waar hij den 23sten Februarij 1765 overleed. Hij was een man van groote beschaving en fijnen smaak, en zijne „Poetische Werke” werden in 1767 door zijn vriend Gärtner uitgegeven.
Ook zijne zonen August Ludwig Christian, geboren den 21sten Julij 1756 en overleden den 17den April 1832, en Otto, geboren den 4den Februarij 1763 en overleden den 10den Junij 1838, hebben zich door dichterlijke gaven onderscheiden. — Zijn achterkleinzoon Heinrich Ludwig Robert Giseke, geboren te Marienwerder den 15den Januarij 1827, heeft als romanschrijver en tooneeldichter een goeden naam verworven. Hij studeerde te Breslau en te Halle in de wijsbegeerte en geschiedenis en schreef: „Moderne Titanen (1850,3 dln, 2de druk 1853)”, — „Kleine Welt und grosze Welt (1853 , 3 dln)”, — „Carriere (1853, 2dln)”, — „Pfarr-Röschen (1851, 2 dln; 2de druk 1854)”, — „O. L. Brook (1862, 2 dln)”, — „Käthchen (1864, 4 dln)”, — en de tooneelstukken „Johannes Rathenow, Bürgermeister von Berlin (1854)”, — „Die beiden Cagliostro (1857)”, — „Moritz von Sachzen (1860)”, — en „Lucifer (1860)”, — alsmede de „Dramatische Bilder aus deutscher Geschichte (1865)”.
