Geraniaceën of Oojevaarsbekkigen is de naam van eene plantenfamilie, die kruiden, halfheesters en heesters omvat met knoopig gevinde stengels en takken.
De bladeren zijn tegenovergesteld of afwisselend, enkelvoudig, vaak handvormig of op verschillende wijzen ingesneden of verdeeld, somtijds vindeelig. somtijds ook 3- of 5-talIig. Aan den voet der bladstelen vindt men 2 steunblaadjes. De bloemstelen zijn geplaatst in de oksels der bladeren of tegenover deze en dragen gewoonlijk 2 of meer bloemen. Deze zijn tweeslachtig, regelmatig of onregelmatig en bezitten een 5-bladigen, doorgaans regelmatigen, soms gespoorden kelk, 5, zelden 4 gelijke of ongelijke, genagelde bloembladen en 10, zelden 15 hypogynische, somtijds perigynische, veelal aan den voet zaamgegroeide meeldraden, gewoonlijk met priemvormige helmdraden en overlangs openspringende helmknoppen.
De 5 vruchtbeginsels zitten zoo digt op den pyramidevormigen bloembodem, dat zij te zamen eene zuil vormen; zij zijn eenhokkig en bevatten elk 2 zaadknoppen. Ook de 5 lange, platte stampers bevinden zich zoo digt bij den vruchtbodem, dat deze zich 5-hoekig vertoont, en zij dragen 5 stempels. Op den bodem der bloemkroon en aan den voet der meeldraden bevinden zich gewoonlijk 5 klieren. De 5 zaaddoozen springen open als zij rijp zijn; het zaad heeft geen kiem wit, maar brengt groote zaadlobben voort. De Geraniaceën zijn zeer ongelijkmatig over den aardbodem verdeeld.
Een gedeelte dier gewassen, namelijk de Pelargoniën, bevindt zich aan de Kaap de Goede Hoop, — een ander gedeelte, waartoe de Erodiën en Geraniums behooren, groeit vooral in Europa, Noord-Azië en Noord-Afrika. Zij hebben een eenigzins zamentrekkenden smaak en een specerijaehtigen of harsachtigen geur. Zij bevatten looistof en galluszuur, eene vlugtige olie of hars, plantenslijm en somtijds vrije zuren. Deze familie telt ongeveer 50 geslachten.