Fröbel. Onder dezen naam vermelden wij:
Friedrich Fröbel, een Duitsch opvoedkundige, geboren den 21sten April 1782 te Oberweiszbach in Schwarzburg-Rudolstadt. Hij wijdde zich te Jena aan de financie- en natuurwetenschap, ging in 1802 als secretaris van een land-edelman naar Mecklenburg en zag zich in 1803 als Ieeraar geplaatst aan eene school te Frankfort aan de Main. Hier legde hij zich met ijver toe op de opvoedkunde, volgde vooral het voetspoor van Pestalozzi, en bezocht tot zijne verdere ontwikkeling de hoogescholen te Göttingen en te Berlijn. Gedurende den vrijheidsoorlog diende hij bij het korps van Lützow, zag zich vervolgens benoemd tot inspecteur van het mineralogisch muséum te Berlijn en stichtte in 1816 te Griesheim bij Stadt-Ilm eene school, welke hij het volgende jaar naar Keilhau bij Rudolstadt verplaatste, alwaar zij door de hulp van uitstekende onderwijzers eene hooge mate van bloei bereikte. Zijn paedagogisch stelsel behandelde Fröbel in het geschrift „Die Menschenerziehung (1826)”, waarin hij vooral op eene harmonische ontwikkeling van alle vermogens en gaven in den mensch aandringt. Het gelukte hem echter niet, zijne denkbeelden helder en duidelijk uit een te zetten, zoodat zijn werk tot misverstand en tot tegenschriften aanleiding gaf.
Intusschen verwierf hij onbetwiste verdiensten met betrekking tot de vorming van jeugdige kinderen door eene stelselmatige inrigting van het kinderspel. Ook is hij de stichter der kindertuinen; de eerste werd te Blankenburg aangelegd. Nadat hij later eenigen tijd in Zwitserland had doorgebragt, waar hij te Burgdorf en Willisau inrigtingen van onderwijs naar zijne methode had doen verrijzen, keerde hij naar Duitschland terug, en vestigde bepaaldelijk zijne aandacht op de vorming van jonge kinderen. Hij was juist voornemens om te Marienthal bij Liebenstein eene inrigting tot opleiding van onderwijzeressen voor bewaarscholen te stichten, toen hij den 21sten Junij 1852 overleed. Zijn werkje: „Kommt, laszt uns unsern Kindern leben (1844)” is met veel bijval ontvangen. In de laatste jaren hebben zijne denkbeelden nopens het leerend kinderspel ook in ons land veel ingang gevonden.
Julius Fröbel, een Duitsch publicist en een broederszoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Griesheim bij Stadt-Ilm in 1805, bezocht het gymnasium te Rudolstadt en begaf zich in 1825 naar München en in 1828 naar Weimar, waar hij zich wijdde aan de letterkunde. Voorts bezocht hij, ter voltooijing zijner studiën, Jena en Berlijn, en ging in 1833 naar Zürich, waar hij eerst als hoogleeraar in de delfstofkunde aan de industrie-school en daarna aan de academie werkzaam was. In die betrekking schreef hij zijne „Grundzüge eines Systems der Krystallographie (1843, 2de uitgave 1847)”. In 1839 mengde hij zich in den strijd der staatkundige partijen en bevond zich in de gelederen der radicale oppositie, legde in 1844 zijn hoogleeraarsambt neder, om zich aan het „Literarische Comptoir” te Zürich en Winterthür te verbinden, en ging in 1846 naar Dresden, waar hij tot aan de Februarij-omwenteling zijn verblijf hield. AIstoen verwierf hij grooten invloed bij de democratische vereenigingen en was voorzitter van een congrès van deze te Frankfort. De vorstendommen Reusz vaardigden hem af naar de Nationale Vergadering, waar hij tot de club van den Donnersberg behoorde. Van hier werd hij met Robert Slum (zie aldaar) naar Weenen gezonden, waar hij in hechtenis genomen en door den krijgsraad ter dood veroordeeld, maar door vorst Windischgrätz uit Oostenrijk verbannen werd.
Na zijn terugkeer te Frankfort gaf hij in de Nationale Vergadering van de tribune verslag van zijn wedervaren in Weenen en zond voorts „Briefe über die Wiener Octoberrevolution (1849)” in het licht. Na de ontbinding der Nationale Vergadering keerde hij terug naar Zwitserland en stevende in 1849 naar Noord-Amerika, waar hij aanvankelijk te New-York industriële ondernemingen op het touw zette. Van 1850—1857 doorreisde hij een groot gedeelte der Nieuwe Wereld en vertoefde geruimen te te Nicaragua, Mexico, Californië en Honduras. Nadat hij in 1856 te New-York gehuwd was met gravin Caroline van Armansperg, keerde hij in 1857 naar Europa terug, en vestigde zich in 1862 te Weenen, waar hij in den „Botschafter” en in het geschrift „Oesterreich und der Freihandel (1865)” op hervorming der handelsstaatkunde in vrijzinnigen geest aandrong. Zijne denkbeelden, vroeger in zijn werk „System der socialen Politik (1847, 2 dln)” geopperd, werkte hij uit in het boek „Theorie der Politik (1861—1864, 2 dln)”, terwijl hij voorts het merkwaardig geschrift „Aus Amerika, Erfahrungen, Reisen und Studiën (1857—1858, 2 dln)” in het licht gaf. In 1866 vatte hij het voornemen op om naar Amerika terug te keeren, doch prins Hohenlohe haalde hem over, om zich te München aan de dagbladpers te wijden. Hier redigeerde hij de „Suddeutsche Presse”, die echter in het volgende jaar zijn eigendom werd en de nationale politiek van Pruissen in bescherming nam. Zijne talrijke „Kleine politische Schriften” zijn in 1866 in 2 deelen verschenen, en in 1870 schreef bij: „Die Wirtschaft des Menschengeslechts auf dem Standpunkte der Einheit idealer und realer Interessen”.
Karl Friedrich Fröbel, een verdienstelijk opvoedkundige en een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Griesheim in 1807, begaf zich naar Engeland, en schreef er dagblad-artikels over opvoeding en onderwijs, — voorts „A preparation for Euclid (1831)”, enz. In 1833 ging hij naar Zwitserland, waar hij zijne „Zeitgemasze Betrachtungen (1839)” in het licht gaf en met Herwegh „Der deutsche Bote aus der Schweiz” redigeerde. Hij was er hoofdleeraar aan de cantonschool te Zürich en directeur van een opvoedingsgesticht voor jongens. In 1848 spoedde hij zich naar Duitschland, stichtte te Hamburg eene hoogeschool voor meisjes, die echter geen opgang maakte, werd uit Duitschland verbannen en vertrok in 1852 naar Schotland, waar hij eerst werkzaam was als leeraar in de nieuwe talen aan de Royal academy te Inverness, terwijl hij later met zijne echtgenoote zich te Edinburgh aan het onderwijs en de opvoeding wijdde.