Foeke (Hendrik Charles), een Nederlandseh geleerde, geboren te Paramaribo den 16den Augustus 1802, studeerde te Utrecht in de regten, en keerde naar Suriname terug, waar hij achtervolgens de betrekkingen bekleedde van auditeur-militair en president van het Collegie van Kleine Zaken, en den 29sten Junij 1856 overleed. Hij was om zijne uitgebreide kennis en om zijne minzaamheid en regtschapenheid algemeen geacht en bemind en onderscheidde zich als een gelukkig beoefenaar der letterkunde en der kruidkunde. Met eenige anderen was hij de stichter van het tijdschrift „West-Indië”, waarin hij belangrijke opstellen leverde „Over de Arrowakken en hunne taal”, — „Over de Surinaamsche vanille”, — en „Over de Surinaamsche negermuziek”.
Voorts werden onderscheidene botanische bijdragen van hem geplaatst in de werken van het Koninklijk Nederlandsch Instituut en van de Académie van Wetenschappen, die hem tot correspondérend lid benoemde. Ook schreef hij een „Neger-Engelsch en Nederduitsch woordenboek (1855)”. Een eenvoudig, maar fraai gedenkteeken, op het kerkhof de Nieuwe Oranjetuin te Paramaribo op zijn graf geplaatst, werd den 29sten Junij 1858 plegtig onthuld.