Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Fodor (Museum)

betekenis & definitie

Fodor (Muséum). Karel Joseph Fodor, koopman te Amsterdam en aldaar overleden den 24sten December 1860, had gedurende zijn leven eene keurige verzameling van schilderijen uit de moderne school en van teekeningen, etsen en prenten uit deze en de oude school bijeengebragt. Hij vermaakte die, vrij van successieregten, aan de stad zijner inwoning, en voegde daarbij het door hem bewoonde huis benevens het pakhuis daarnaast, opdat deze tot eene kunstgalerij zouden worden verbouwd en in verband gebragt met de beide kunstzalen, die hij daarachter had doen verrijzen, er bij bepalende, dat dit muséum voor een matig entreegeld zou te bezigtigen zijn, en dat de opbrengst daarvan zou ten deel vallen aan de algemeene armen.

Voor de kosten van den verbouw en voor de inrigting werden gelden uit zijne nalatenschap aangewezen, terwijl de zorg voor de geheele zaak was toevertrouwd aan A. J. Lamme, directeur van het Muséum Boymans te Rotterdam. Door laatstgenoemde werd de architect Outshoorn belast met de uitvoering van den wensch van den overledene.

Het Muséum Fodor behoort tot de merkwaardigheden van Amsterdam. Het is op de werkdagen — uitgezonderd Dingsdags — van ’s ochtends 10 tot 's namiddags 4 uur tegen betaling van 50 cents de persoon te bezigtigen, — voorts des zondags tegen betaling van 75 cents. Men vindt er een aantal prachtige stukken van de Hollandsche en Vlaamsche, — van de Fransche, — en van de Duitsche school, zooals van de Beveren (het portret van den stichter enz.), Bosboom, Louis Gallait, Hilverdink, Nicaise de Keyser, de gebroeders Koekkoek, Madou, Johan Hendrik Louis Meyer, van Os, Pieneman, Rochussen, Ary Scheffer (de Christus Consolator), Schelfhout, Schotel, Verhoeckhoven, Verveer, Waldorp enz., — van Mosa Bonheur, Becamps, Gudin, Meissonier enz.. — en van Aehenbach, Calame, Pettencojen enz., — te zamen 161 stuks, die er naar de eischen des tijds zijn gerangschikt en geplaatst. Niet minder merkwaardig zijn er de teekeningen van oude meesters, zooals van Jan Asselein, Ludolf Backhuizen, Nicolaas Berchem, Aelbert Cuyp, Gerard Dou, Anthony van Dyck (5 stuks), Alart van Everdingen, Jan van Huysum, Karel du Jardin, Jan Luyken, Frans van Mieris, Adriaan van Ostade, Paulus Potter, Rembrandt van Rijn (20 stuks), Petrus Paulus Rubens (5 stuks), Jacob van Ruisdael, Cornelis Saftleven, Jan Steen, David Teniers, Cornelis Troost, Adriaan en Willem van de Velde, Philip Wouwerman enz., — te zamen 273 stuks. Hierop volgen nog teekeningen van lateren tijd ten getale van 877, voortbrengselen der meest-beroemde meesters van 1700 tot op onzen tijd, en eindelijk een groot aantal gravures.

< >