Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Firmenich

betekenis & definitie

Firmenich (Johannes Matthias), een Duitsch dichter en taalkundige, geboren te Keulen den 5den Julij 1808, maakte reeds als schoolknaap gedichten in Keulschen tongval, alsmede een paar blijspelen „De Köllschen en Paries” en „Dä Bävvä un et Hänneschen om Göözenich”. Nadat hij zijne studiën te Bonn en te München voleindigd had, reisde hij eenigen tijd in Duitschland, Italië, Frankrijk enz., en vertoefde 2 jaar te Rome, waar hij veel omging met Thorwaldsen, Horace Vernet, Koch, Reinhart en Cornelius. Daarna onderhield hij te Weenen vriendschappelijk verkeer met den graaf mn Auersperg (Anastasius Grün) en ontwierp er zijn treurspel „Clotilda Montalvi”, dat hij, nadat hem het verblijf te Weenen ontzegd was, te München voltooide' en te Düsseldorf ten tooneele bragt.

Daarna verscheen zijn blijspel „Nach hundert Jahren, oder die emancipirten Frauen”, benevens het voorspel „Die Studentinnen”. In 1839 vestigde hij zich te Berlijn en gaf er de TQnyoidia PagaUd of de „Nieuw-Grieksche volksliederen” in het licht. Van zijne eigene gedichten in de Duitsche, Nieuw-Grieksche, Engelsche en andere talen is nog geene volledige uitgave verschenen, — sommige echter zijn op muziek gebragt. Vooral heeft hij zich verdienstelijk gemaakt door zijn boekwerk: „Germaniens Völkerstammen (1843—1865, dl 1—3)”, eene rijke verzameling van sagen, liederen enz. in verschillende Duitsche tongvallen. Hij is gehuwd met eene nicht van den commereieraad Richartz te Keulen, en nadat hij het aanzienlijk vermogen van dezen geërfd heeft, noemt hij zich Firmenich-Richartz.

Firmian (Karl Joseph, graaf von), een verdienstelijk Oostenrijksch staatsman, geboren te Deutschmetz in Tyrol den 6den Augustus 1716, ontving zijne opleiding te Erthal, Innsbrück en Salzburg, voorts aan de hoogeschool te Leiden, en begaf zich vervolgens ter ontwikkeling van zijn kunstsmaak naar Frankrijk en Italië. Na de troonsbeklimming van Frans I keerde hij naar zijn vaderland terug, om zich aan de staatsdienst te wijden. Maria Theresia zond hem als gemagtigde naar Napels en vervolgens naar Lombardije. Hier opende zich een ruim veld voor zijne talenten. Hij zocht er liefde tot de wetenschap op te wekken en vooroordeelen uit te roeijen, terwijl hij bibliotheken oprigtte en zich beijverde, om de boekerij te Pavia te herstellen. Vooral maakte hij in 1759 zich verdienstelijk jegens Milaan. Op eene onbekrompene wijze ondersteunde hij geleerden en kunstenaars, en overleed den 20sten Julij 1782, eene keurige boekerij van 40000 deelen benevens eene kostbare kunstverzameling achterlatende. — Zijn oom Leopold Anton, graaf non Firmian, geboren den 27sten Mei 1679, was aartsbisschop van Salzburg en heeft zich berucht gemaakt door zijne hardvochtige vervolging der Protestanten, die hij in den winter van 1731 op 1732 ten getale van 30000 uit zijn aartsbisdom verdreef, terwijl hij hun tevens procés aandeed als oproermakers, zoodat hij zich hunne verbeurd verklaarde goederen kon toeëigenen. Hij overleed den 22sten October 1744. — De laatste mannelijke telg van dezen stam was Karl Leopold Max, graaf von Firmian, vorst-aartsbisschop van Weenen, geboren in 1760 en overleden den 28sten November 1831.

< >