Fiorelli (Giuseppe), een uitstekend Italiaansch oudheidkundige, geboren te Napels den 8sten Junij 1823, werd reeds in 1845 belast met het toezigt op de opgravingen te Pompéji en in 1849 om staatkundige redenen uit die betrekking ontslagen. Na de stichting van het koningrijk Italië, werd hem in 1860 het opzigt toevertrouwd over de oudheden in de zuidelijke provinciën des rijks, terwijl hij tevens aan de universiteit te Napels tot hoogleeraar in de oudheidkunde werd benoemd. In 1862 ontving hij eene aanstelling als directeur van het nationaal muséum te Napels, terwijl hem tevens het bestuur over de opgravingen in het zuiden des lands werd opgedragen.
Sedert 1865 is hij senator van het koningrijk Italië. Behalve eenige penningkundige werken schreef hij: „Notizia dei vasi dipinti rinvenuti a Cuma dal conte de Siracusa (1853)”, — Inscriptionum obscurarum apographa”, — „Giornale degli scavi di Pompei”, — „Pompeianarum antiquitatum historia (1853, 2 dln)”, — „Cataloghi del Museo Nazionale di Napoli”, — en „Relazione dalle scoverte areheologiche fatte in Italia dal 1846 al 1866 (1868 dl 1)”.
