Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Ficquelmont

betekenis & definitie

Ficquelmont (Karl Ludwig graaf, von), een Oostenrijksch generaal en staatsman, geboren den 23sten Maart 1777 op het ouderlijk kasteel Dieuze bij Nancy, was afkomstig uit een Oostenrijksch-gezind adellijk geslacht in Lotharingen. Hij trad in Oostenrijksche dienst en was reeds in 1805 majoor en adjudant des Keizers. In 1809 werd hij kolonel en chef van den generalen staf, en vergezelde daarna den hertog van Modena naar Turkije. In 1811 en 1812 voerde hij onder Wellington in Spanje bevel over 3 regimenten cavalerie.

Als adjudant-generaal van het Italiaansche leger onder den veldmaarschalk Bellegarde verkreeg hij in 1813 den rang van generaal-majoor en sloot in 1815 de capitulatie van Lyon. Wegens zijne bekwaamheid als staatsman benoemde keizer Frans hem tot geheimraad en belastte hem met buitengewone zendingen, zooals in 1816 naar Zweden en in 1820 naar Toscane en Lucca. In 1821 vergezelde hij den veldmaarschalk Frimont naar Napels en bleef er als gevolmagtigde. In 1829 ging hij als buitengewoon gezant naar Petersburg, genoot weldra de gunst van keizer Nicolaas en was er een uitstekend vertegenwoordiger van de staatkunde van Metternich. Toen deze in 1839 op den Johannisberg toefde, werd Ficquelmont naar Weenen geroepen en tijdelijk met het bestuur der Buitenlandsche Zaken belast, waarop in 1840 zijne benoeming tot minister van Staat volgde. In die betrekking ijverde hij voor grootsche en vrijzinnige maatregelen, maar vond bij den rijkskanselier en den Keizer geen gehoor. Wederom werd hij met belangrijke staatkundige zendingen belast, en bij het uitbarsten der omwenteling van 1848 ging hij als voorzitter van den Hof krijgsraad naar Weenen, waarna hij de portefeuille van Buitenlandsche Zaken aanvaardde in het eerste verantwoordelijke ministérie, — en wel juist toen er het binnen- en buitenland in opstand en het Keizerlijk bestuur nagenoeg van alle gezag verstoken was. Zijn gewigtigst bedrijf in die dagen was zijne oorlogsverklaring aan Sardinië.

Toen Kolowrat als eerste minister aftrad, werd hij voorloopig voorzitter van het ministérie, dat de grondwet van 25 April uitvaardigde. Als aanhanger der partij van Metternich en als vriend der Russen verdacht gemaakt, moest hij echter, door volksdemonstraties gedrongen, de portefeuille nederleggen. Na dien tijd leefde hij ambteloos bij afwisseling te Weenen en te Venetië, en overleed hier ter plaatse den 7den April 1857. Zijn huis was bij voortduring de verzamelplaats gebleven van hooge militaire en burgerlijke waardigheidsbekleders, en zijn invloed bleef steeds groot. Hij schreef: „Aufklärungen über die Zeit vom 20 Mars bis zum 4 Mai 1848 (2de uitgave 1850)", — „Deutschland, Oesterreich und Preuszen (1851)", — „Ueberdas Gesetz der Souveränetät (1852)", — „Lord Palmerston, England und der Continent (dl 1, 1852)”, — „Ruszlands Politik und die Fürstenthümer(1854)”,— en„Die Gewissensfrage”. Zijn belangrijkst werk echter — een overzigt van zijne staatkundige loopbaan enz. — is ongedrukt gebleven.

< >