Fars of Farsistan, het oude Parsis, een gewest van Perzië, grenst ten zuidwesten aan de Perzische Golf, ten noordwesten aan de provinciën Choesistan en Irak-Adsjemi, ten noordoosten aan Koehistan, ten oosten aan Kerman en ten zuiden aan de bezittingen van den Imam van Maseate. Het is door de natuur in een aantal afzonderlijke deelen gesplitst. Langs de Perzische Golf strekt het zandige en leemige kustland zich uit, waar zich, behalve hier en daar eene groep palmboomen, geen spoor van plantengroei vertoont, zoodat het den naam draagt van Desjtistan (Woestland) of Germesir (Warmoord), Daarachter begint de bodem te rijzen, zoodat men weldra Tengistan (het Land der bergpassen), daarna Serdesir (het Koude land) en eindelijk de hoogvlakte van Perzië bereikt. De terrassen zijn door hooge, vaak ontoegankelijke bergketens gescheiden, waar slechts amandelen tamarindeboschjes den boomgroei vertegenwoordigen.
De hoogvlakten, tusschen die bergketens gelegen, zijn 4 tot 24 geogr. mijl lang, doch zelden meer dan 2 geogr. mijl breed. Zij zijn veelal bevallig en vruchtbaar, met grazige weiden getooid en hier en daar mild besproeid. Het meest-beroemde dal is dat van Sjabbevan, hetwelk door Arabische en Perzische dichters als een paradijs wordt geprezen. De bodem is er over eene uitgestrektheid van vele mijlen met een tapijt van narcissen bedekt, — de helling der bergen met bosschen bekleed, die met wijn- en ooftgaarden afwisselen. De voornaamste rivier is er de Tab of Zab; zij ontstaat door de vereeniging van 2 rivieren en vormt over een zekeren afstand de noordwestelijke grenzen van dit gebied. Bij Zeitoen is haar water nog zoet, maar verder naar beneden brak en onbruikbaar. De kleinere rivieren zijn gedeeltelijk met naptha of met zwavel vermengd. Op de hoogvlakte is de Koer, ook Bendemir genaamd, de belangrijkste rivier.
Harè wateren worden gedeeltelijk tot besproeijing aangewend, terwijl het overblijvend gedeelte zich uitstort in het zoute meer Bachtegan. Een dergelijk meer, hoewel kleiner en Maloejah genaamd, ligt ten zuidoosten van Shiraz. Het klimaat is er, naar gelang der hoogte van den bodem, zeer verschillend. Omtrent het aantal inwoners bestaan geene voldoende opgaven; het land is intusschen zeer schaars bevolkt. Op de terrassen wonen oorlogzuchtige stammen. Vele kleine plaatsen bestaan er uit het kasteel van een stamhoofd en eenige woningen van vazallen. De voornaamste steden des lands zijn Shiraz en de haven Aboesjir. Andere, die te voren zeer bloeiden, zooals Firoezabad, Darabgerd, Soerma, Fasa enz., zijn thans in verval.
Fars was weleer het middelpunt van het Perzische rijk, zoodat men er nog vele overblijfselen aantreft van voormalige grootheid, zooals de bouwvallen van Persépoüs (bij Istachar), die bij Moerghab, die van Sjachpoer enz. Dit land is de wieg der oude Perzen, en het eigenlijke vaderland van Ct/rus. Zie voorts onder Perzië.