Fanagoria, door de Russen Jaman, door de Grieken Tamatarcha, door de Italianen Materca en door de inboorlingen Mintana genoemd, is een Europeesch-Russiseh schiereiland in het gewest der Tsjernomorische Kozakken. Het ligt tusschen de Zee van Azof en de Zwarte Zee, en is van het schiereiland Kertsj door de straat van Taman en door de zee-engte van Jenikalé gescheiden. De kusten zijn er steil, hoog en ruw, de binnenlanden heuvelachtig en van boomen ontbloot, maar voor 't overige vruchtbaar en gedeeltelijk van vulkanischen oorsprong. De belangrijkste voortbrengselen zijn er zout en naphtha.
Het geheele schiereiland, hetwelk onder de heerschappij der Chazaren den naam droeg van Toma-Tarhan, is in 1783 in bezit genomen door de Russen. — De evenzoo genoemde arrondissements-hoofdstad is eene vesting, heeft eene haven, die slechts voor kleine schepen toegankelijk is, doch een vrij aanzienlijken handel in zout, honig, was, huiden, wol, wollen stoffen, vilt enz. Het aantal inwoners bedraagt nog geen 5000, — meerendeels Kozakken of Tsjerkessen, die men echter niet verwarren moet met de Tsjerkessen van den Caucasus. De stad is gebouwd op de puinhoopen van Phanagoria en komt onder den naam van Tomé het eerst voor onder JustinianusIIi (703 na Chr.). Later heette zij Tamatarcha of Tmoetarakan. in de llde eeuw was zij de zetel van Russische vorsten en van Grieksche bisschoppen, en sedert 1349 de verblijfplaats van een R. Katholieken aartsbisschop. De stad bloeide in de dagen, toen de Venetianen en Genuézen er handel dreven, doch kwam onder de heerschappij der Turken in verval.