Euphorbiaceae R. Brown is de naam eener plantenfamilie uit de afdeeling der tweezaadlobbigen. Zij draagt in het Nederlandsch den naam van Wolfsmelkachtigen en omvat kruiden, heesters en boomen met een scherp, melkachtig sap en met doorgaans enkelvoudige bladeren met kleine, soms stekelvormige of doorgaans ontbrekende steunblaadjes.
De bloemen zijn één- of tweehuizig en op de eene of andere wijze onvolkomen. De kelk is 4-5-6-spletig of -deelig, slechts zelden 2- of veelbladig, terwijl hij somtijds geheel en al ontbreekt. Dikwijls ontbreken de bloembladen, — en soms zijn er even zooveel als de kelkslippen, terwijl zij hiermede afwisselen. Somtijds zijn zij in grooten getale op eene onderstandige schijf ingeplant, somtijds ook vervangen door schubjes of klieren. De meeldraden zijn vrij of vereenigd, nu eens in aantal of in dubbelen getale als de kelkslippen, — dan weder onbepaald, en zij dragen de helm-knoppen binnen- of buitenwaarts. Het vruchtbeginsel is meestal 3-, zelden 2-hokkig, met enkelvoudige of gepaarde, omgekeerde eitjes aan den binnenhoek der hokjes of aan een asstandigen zaaddrager, die in de stijlen uitloopt, vastgehecht.
De stijlen zijn even talrijk als de hokjes, vrij of vereenigd. De vrucht is meest altijd eene zaaddoos, zelden eene bes, dikwijls 3-, zelden 2- of veelhokkig. De hokjes zijn gesloten en afvallend van eene overblijvende as, of ook 2-kleppig, en zelden hokverbrekend open berstend. De zaden zijn enkelvoudig of gepaard, hangend, met een korstigen zaadrok omhuld, en hebben een wratachtig gezwollen navel. De kiem is langwerpig, het kiemwit vleezig; de zaadlobben zijn plat of bol, soms bladachtig, en het worteltje is bovenstandig.
De geslachten en soorten (deze ten getale van 2500) van die nitgebreide plantenfamilie vindt men vooral in de Amerikaansche keerkringsgewesten, somtijds in de gedaante van groote boomen somtijds ook in die van heesters, doch veelal in die van zeer onaanzienlijke kruiden. Het sap van een groot aantal dezer planten is vergiftig. Van sommige Croton-soorten is de bast specerij-achtig (Cascarilla) en van andere soorten zijn de bloemen prikkelend voor de maag, terwijl nog andere (Phyllanthus, Mercurialis enz.) op de nieren werken De zaden van Hura en Coton Tiglium zijn zeer drastisch, terwijl die van Ricinus eene zacht purgérende olie leveren, die o. a. bij gele koorts zeer heilzaam werkt en onder den naam van wonderolie algemeen bekend is. Enkele soorten dragen eetbare vruchten (Cicca) of bevatten in den wortel een goed voedsel (manihot), terwijl onderscheidene soorten (Siphonia enz.) het kaoetsjoek leveren. Volgens Jussieu, Bartling en anderen zijn de Euphorbiaceén verdeeld in 6 groepen, namelijk de Buxineën, de Phyllantheën, de Crotoneën, de Acalypheën, de Sapieën en de Euphorbieën In nieuweren tijd zijn zij in 10 groepen gerangschikt.