Esménard (Josèph Alphonse), een Fransch dichter, geboren in 1770 te Plissanne in Provence, ontving zijne opleiding te Marseille, deed daarna 3 reizen naar West-Indië en Amerika, en kwam na zijn terugkeer in kennis met Marmontel. Hierdoor werd de smaak voor letterkunde bij hem ontwikkeld.
In den aanvang der Omwenteling behoorde hij tot een club der Feuillants, na wier val hij de wijk moest nemen. Na eene vijfjarige omzwerving door Engeland, Duitschland en Italië keerde hij in 1797 naar Frankrijk terug, maar werd er wegens zijne staatkundige geschriften verbannen. De 18de Brumaire opende voor hem den weg naar het vaderland, waar hij met Laharpe en Fontanes medewerker was aan den „Mercure de France”.
Daarna vergezelde hij den generaal Leclerc als secretaris naar St. Domingo, werd bij zijne terugkomst aan het ministérie van Binnenlandsche zaken geplaatst, vertrok daarna met Villaret-Joyeuse naar Martinique, en vestigde zich eerst in 1805 voor goed te Parijs. Zijne opera „Le triomphe de Trajan (1803)” was met veel bijval ontvangen, en in 1804 werd eene andere, „Ferdinand Cortez”, door hem en Jouy vervaardigd, met muziek van Spontini ten tooneele gebragt. Zijn gedicht „La navigation (1806)” beantwoordde echter niet aan de verwachtingen.
Daar hij met de censuur der boeken en schouwburgen was belast, maakte hij zich vele vijanden, en deze stonden tegen hem op, toen hij in 1810 tot lid van het Instituut benoemd werd. Voorts zag hij zich wegens beleedigende uitdrukkingen jegens het Russische kabinet door Napoleon uit Frankrijk verwezen. Nadat hij 3 maanden in Italië had doorgebragt, ontving hij verlof, om terug te keeren, doch hij overleed onderweg te Fondi, ten gevolge van het omvallen van den wagen, op den 25sten Junij 1811.