Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Escosura

betekenis & definitie

Escosura (Don Patricio de la), een Spaansch staatsman en schrijver, werd geboren te Madrid den 5den November 1807, studeerde te Valladolid en later in zijne geboorteplaats en was er, gelijk onderscheidene andere Spaansche dichters van nieuweren tijd, een leerling van den beroemden Lista, die hem zoowel in de dichtkunst als in de wiskunde onderwees.

Als lid van het geheime genootschap der Numantinos moest hij in 1824 de wijk nemen naar Parijs, waar hij zijne wiskundige studiën voortzette. Nadat hij vervolgens eenigen tijd te Londen vertoefd had, keerde hij in 1826 terug naar Madrid, nam er dienst bij de artillerie en werd in 1829 officier. Omstreeks dien tijd schreef hij een blijspel „El amante novicio”, dat echter niet gedrukt werd, en in 1832 verscheen zijn geschiedkundige roman „El conde de Candespina”. Deze ondervond grooten bijval, en toen Escosura, van Carlistische gevoelens verdacht, in 1834 naar Olvera verbannen werd, voltooide hij er zijn tweeden roman „Ni Rey ni Roque (1835)’’.

Intusschen had men zich overtuigd van zijne getrouwheid aan de Koningin, en generaal Cordova koos hem tot adjudant en secretaris. Te midden van het wapengekletter vervaardigde hij het heldendicht „El bulto vestido de negro capuz”, dat in een tijdschrift werd geplaatst. Toen Cordova na den opstand van San Ildefonso het bevelhebberschap nederlegde, nam ook Escosura zijn ontslag, om zich aan het drama te wijden. Hierop verschenen zijn „La corte del Buon Retiro” en „Barbara Blomberg”, terwijl hij tevens met de redactie was belast van „El eco de la razon y de la justicia”, en tot de werkzaamste leden behoorde van een letterkundigen kring, het „Licéo” genaamd.

In 1838 kwam hij weder als ambtenaar in dienst en werd in 1839 chef der policie te Guadalaxara. Toen Espartero zich in 1840 meester maakte van het bewind, verdedigde Escosura aan het hoofd van de kweekelingen der genieschool te Guadalaxara de belangen der Regentes, doch moest de vlugt nemen naar Parijs, waar hij door letterkundigen arbeid in de behoeften van zich zelven en van de zijnen zocht te voorzien. Nagenoeg alleen schreef hij den tekst van het prachtwerk „La Espana artistica y monumental”, was redacteur en medearbeider van de „Revista enciclopédica”, schreef een handboek over de fabelleer en maakte een aanvang met het épos „Hernan Cortés en Cholula”.

In 1843 keerde hij terug naar Madrid, diende als onder-staatssecretaris het Voorloopig Bewind tot aan de meerderjarigheid der Koningin en ontving eene portefeuille in het ministérie Narvaéz, waarmede hij aftrad. Daarna wijdde hij zich weder geheel en al aan de letterkunde en schreef eene reeks van drama’s, onder welke vooral „Las mocedades de Hernan Cortés” met groote toejuiching werd vertoond. Zijn eigenlijk gebied bleef echter de historische roman, en in 1846 verscheen van hem „El Patriarca del Valle (2 dln)”. Nadat hij in 1847 eenigen tijd de betrekking van onder-staatssecretaris in het ministérie Sotomayor had bekleed, liep hij in 1848 over tot de Progressisten, en stond bij de revolutie van 1854 weder aan de zijde der oppositie.

In Junij 1855 ging hij als Spaansch gezant naar Lissabon, maar begaf zich in het daarop volgende jaar weder naar Madrid, waar hij in het kabinet Espartero zitting nam als minister van Binnenlandsche Zaken. In 1856 verloor hij zijne portefeuille door ontbinding van het ministérie, en Escosura vond ook nu weder troost in de beoefening der letteren. Hij gaf weldra eene „Historia constitutional de Ingleteria (1859)” in het licht, en zocht zich op die wijze voortdurend verdienstelijk te maken jegens zijn vaderland.

< >