Eleatische school is de naam van eene reeks van wijsgeeren, die met Xenóphanes een aanvang neemt, daar deze zich te Elea, eene stad in Beneden-Italie vestigde, en Parménides en Zeno (uit Elea), benevens Melissus van Samos onder hare aanhangers telt. De bloeitijd dezer school duurde van 540 tot 460 vóór Chr. Zij onderscheidt zich van de Ionische school, welke zich tot de natuurwetenschap, en van die van Pythagoras, welke zich tot de wiskunde bepaalde, door zich te verheffen tot het oorspronkelijk logisch begrip van het „Zijn”, zoodat zij het beginsel uitsprak, dat wit niets niets ontstaan kan, en dat het bestaande niet tot niets terugkeeren kan.
Later werden de denkbeelden der Eleatische school door Plato omhelsd en ontwikkeld, en zoowel met de leer van het hoogste goed als met die van de onbestendigheid der dingen in verband gebragt. De fragmenten van Xenóphanes en Parmênides zijn verzameld door den hoogleeraar Karsten in zijne „Philosophorum veteram Graecomm reliquiae (1830—1835)”.