Eidereend of eidergans is de naam van een zeevogel uit het noorden, die zich onderscheidt door zijne warme donzige vederen, waardoor hij beveiligd is tegen de koude van het klimaat en van het water. De eidereend behoort tot eene groep vogels, die den overgang vormt van de duiker-eenden tot de ganzen; daarom heeft men haar een afzonderlijken geslachtsnaam gegeven. Haar snavel gelijkt op dien der ganzen, — haar ligchaam is plomp, — haar hals kort, — en haar gang waggelend.
De eidereenden houden haar verblijf ver in het noorden en komen zelden verder zuidwaarts dan tot de grenzen van Ijsland. Ook verwijderen zij zich niet van het strand, vliegen zeer gebrekkig, maar zijn ongemeen ervaren in het zwemmen en duiken. Rondom de eilanden ten westen van Schotland, bij Ijsland, Noorwegen en Groenland broeden zij in het laatst van Mei en het begin van Junij digt bij het strand op bepaalde plaatsen, die wegens het kostbare dons aan de eigenaars groote voordeelen opleveren. Het kunsteloos nest, van wier en mos vervaardigd, wordt met het fijnste dons bekleed, hetwelk de vogels uit hun ligchaam plukken en als levend dons veel meer waarde heeft dan dat van den dooden vogel, en daarna leggen zij er 5 of 6 grijsachtig-groene eijeren in.
Het wijfje broedt met zulk eene volharding, dat het zich zelfs bij de komst van menschen niet verwijdert, — zelfs niet als het dons en de eijeren worden weggenomen. Is dit gebeurd, dan bekleedt zij het nest ten tweedenmale en bij herhaalde berooving nogmaals met haar dons, zoodat de bezitter der broedplaats zich twee oogsten van dons verschaffen kan, zonder het broeden en alzoo de vermeerdering der vogels te verhinderen. Gedurende het broeden houdt het mannetje de wacht bij het nest en verdedigt het met moed tegen de aanvallen van andere dieren. Het vergaderde dons wordt gezuiverd, sterk geperst en in kleine zakjes tot hooge prijzen verkocht. Het vleesch der eidereeficlen is taai en traanachtig en wordt alleen door de Eskimo’s gegeten. Op IJsland wordt het dooden van eidereenden gestreng gestraft. De Groenlanders en Kamtsjadalen vervaardigen van de gelooide vellen dier vogels zeer warme onderkleederen en houden hunne eijeren voor eene lekkernij. Boven het dons dragen de eidereenden groote, met eene olieachtige stof doortrokken dekvederen, waar het water niet doorheen dringt.
Men heeft 2 soorten van eidereenden, namelijk de kleine (S. mollissima), die van boven wit en van onderen zwart is en ongeveer 3 Ned. pond weegt,, en de groote (S. spectabilis) die een grooten vleezigen bult op den donkergelen snavel draagt. Deze laatste komt vooral voor in de Stille Zee, aan de kust van Sibérië en aan die van Noord-Amerika.