Dyveke, Duveke, of Duifje, door de Latijnsche kroniekschrijvers Columbula genoemd, was de dochter van vrouw Sigbrit Wijlms, fruitverkoopster te Amsterdam. Laatstgenoemde vestigde zich in 1607 als herbergierster te Bergen in Noorwegen. Dyveke was toen 19 jaar oud en wist door hare schoonheid Christiaan II, koning van Noorwegen en Zweden, te boeijen, zoodat zij hem als zijne minnares eerst naar Opslo en na zijne troonsbeklimming (1513) zelfs naar Kopenhagen vergezelde, hoewel hij zich met Isabella, eene zuster van Karel de Groote, in den echt verbonden had.
Zelfs oefende de voormalige fruitverkoopster grooten invloed op de aangelegenheden des lands. Dyveke bemoeide zich niet met het regéringsbeleid, doch haalde zich niettemin den haat van den adel op den hals, en het vermoeden, dat de bloedverwanten van Torben Oxe, die hare liefde zocht te verwerven, haar in 1516 door middel van vergif hebben omgebragt, wordt voor zekerheid gehouden. De woede van den Koning kende geene grenzen: eerst deed hij Faaburg, den schatmeester, ter dood brengen, omdat deze zou gezegd hebben, dat Dyveke het met Torben Oxe gehouden had, en vervolgens, naar zijne verzekering door een nachtgezigt er toe aangespoord, ook laatstgenoemde. — Samsöe, een Deensch dichter, schreef tegen het einde der 18de eeuw het treurspel „Dyveke”, en onderscheidene Duitsche schrijvers hebben aan de geschiedenis van Dyveke de stof ontleend voor treurspelen en romans.