Onder dezen naam vermelden wij:
Francis Drake, een verdienstelijk Engelsch zeeman, de eerste, die de aardappels naar Europa bragt. Hij werd geboren te Tavistock in Devonshire in 1545 en voer aanvankelijk aan boord van een kustvaarder.
Een zijner bloedverwanten, sir John Hawkins, deed hem onderwijs geven. Nadat hij eene reis naar Guinéa gedaan had, ontving hij in 1567 het bevel op het schip „Judith”, onderscheidde zich bij een rampspoedig gevecht in de haven van Vera Cruz door zijne dapperheid en ontsnapte met zijn vaartuig aan de Spanjaarden. De wreedheid van deze jegens de Engelsche gevangenen vervulde hem met wraakzucht. Hij slaagde zóó goed in zijne ondernemingen, dat men hem in 1572 twee schepen toevertrouwde, om daarmede een aanval te doen op de Spaansch-Amerikaansche koopsteden. De stad Nombre de Dios nam hij stormenderhand in, verwierf een grooten buit, doch kon er zich niet staande houden, zoodat hij naar Cartagena stevende. Nadat hij hier vele schepen opgebragt en een groot goederenmagazijn der Spanjaarden te Vera Cruz verbrand had, keerde hij terug en liet den 9den Augustus 1573 vóór Plymouth het anker vallen.
Daarna bragt hij op eigen kosten 3 fregatten in gereedheid en diende daarmede als vrijwilliger onder graaf Essex. Na den dood van dezen legde hij in 1576 aan koningin Elizabeth het plan voor, om door de straat van Magelhaens naar de Zuidzee te zeilen en aldaar de Spanjaarden aan te tasten, en zij stond hem de middelen toe, om daarvoor eene vloot van 5 schepen uit te rusten. Daarmede verliet hij Plymouth den 13den December 1577, bereikte den 20sten Augustus 1578 genoemde straat, en kwam na veel tegenspoed den 20sten November bij het eiland Mocha, ten zuiden van Chili, alwaar hij zijne schepen wenschte te verzamelen. Daar er echter geene kwamen opdagen, zeilde hij noordwaarts, terwijl hij gedurig Spaansche schepen veroverde en aan land stapte om te plunderen, zoodat zijne manschap weldra overvloedig voorzien was van buit. Nu volgde hij de kust tot 48° N.B., hopende eene doorvaart te vinden naar den Atlantischen Oceaan. Daarin teleurgesteld, keerde hij terug tot 38° N.B., waar hij zijne herzamelde vaartuigen herstelde, en noemde dat land Nieuw-Albion.
Den 29sten September 1579 zette hij koers naar de Molukken en bereikte Ternate den 4den November. Aan de kust van Celébes leed hij den 9den Januarij 1580 bijna schipbreuk, en nadat hij op Java en aan de Kaap de Goede Hoop aan wal was geweest, verscheen hij den 5den November weder voor Plymouth. Den 4den April 1581 kwam Elizabeth zelve bij hem aan boord, gebruikte er het middagmaal, sloeg hem tot ridder en schonk hare goedkeuring aan zijn gedrag. Voorts verkreeg hij van haar het bevel over 25 schepen, waarmede hij den 15den September 1585 uitzeilde en zóó onverwacht vóór St. Jago op de Eilanden van het Groene Voorgebergte verscheen, dat die stad zich aanstonds overgaf. Vandáár zeilde hij naar West-Indië, veroverde St. Domingo en Cartagena, verwoestte de forten der Spanjaarden in Oost-Florida, en kwam den 28sten Julij 1586 weder te Plymouth binnen met een buit ter waarde van 600.000 pond sterling.
In 1587 voerde hij bevel over eene vloot van 30 schepen, waarmede hij in de haven van Cadix een gedeelte der Armada verbrandde, en in 1588 werd hij vice-admiraal onder lord Effingham en droeg het zijne bij tot vernietiging der beroemde Spaansche vloot. Daarna werd hij belast met het commando over het smaldeel, bestemd om don Antonio op den troon van Portugal te plaatsen, doch deze onderneming mislukte wegens een misverstand tusschen Drake en den bevelhebber der troepen te lande. Voorts stelden Drake en Hawkins in het voorjaar van 1594 eene nieuwe expeditie voor tegen de Spanjaarden in West-Indië; zij waren bereid om een gedeelte der kosten te dragen, mits de Koningin de schepen leverde. Dit geschiedde, doch het beoogde doel werd slechts ten deele bereikt. Rio de la Hacha en Nombre de Dios werden verbrand, doch de onderneming tegen Portorico mislukte, en toen ook Panama vruchteloos werd aangetast, verviel Drake tot eene diepe neerslagtigheid; eene koorts maakte op den 5den Januarij 1595 een einde aan zijn leven.
Friedrich Drake, een uitstekend beeldhouwer, geboren te Pyrmont den 23sten Junij 1805. Zijn vader was een werktuigkundige, en de zoon werd opgeleid in hetzelfde bedrijf, doch hield zich tevens bezig met het vervaardigen van allerlei snijwerk in hout en ivoor. Op 17-jarigen ouderdom ging hij naar Cassel, waar hij in dienst kwam bij Breithaupt, en nadat hij hier 4 jaar gewerkt en voor een gesneden Christuskop een aanzienlijken prijs ontvangen had, bepaalde hij zich tot de beeldende kunst.
Aanbevolen aan Rauch, begaf hij zich naar Berlijn, waar hij aanvankelijk in hoogst bekrompene omstandigheden verkeerde, maar spoedig de gunst verwierf van zijn genialen leermeester. Weldra vervaardigde hij in marmer eene Madonna met het kind, die het eigendom werd der Keizerin van Rusland. Daarop volgde de groep van den „Stervenden krijgsman, aan wien een genius den lauwerkrans vertoont”, dan eene „Wijngaardenierster” in marmer, — en voorts onderscheidene portret-statuëtten, van welke inzonderheid die van Rauch, Schinkel en de beide von Humboldt’s zeer geroemd worden. In 1836 modelleerde hij het standbeeld van Justus Möser, hetwelk thans in metaal op het Domplein te Osnabrück zich verheft, en in 1844 voltooide hij de 8 zittende figuren in de Witte Zaal van het slot te Berlijn; zij stellen de 8 Pruissische provinciën van dien tijd voor. Daarna vervaardigde hij 2 reusachtige standbeelden van koning Friedrich Wilhelm III in marmer, en hierna volgde de kolossale groep, voorstellende een „Krijgsman, aan wien de Victoria den krans reikt” — eene der 8 groepen op de slotbrug te Berlijn.
Voor Jena vervaardigde hij, behalve het borstbeeld van Oken, het standbeeld van den keurvorst Johann Friedrich (1858), — voor Rügen het marmeren standbeeld van vorst Malte-Putbus (1859), — en voor Keulen het ruiterstandbeeld van koning Friedrich Wilhelm III (1864). Ook plaatste hij een prachtig marmeren standbeeld van zijn leermeester Rauch in het voorportaal van het muséum te Berlijn, en aan Wittenberg bezorgde hij een groot standbeeld van Melanchton. Voorts vervaardigde hij een ruiterstandbeeld van koning Wilhelm I voor de brug over de Rijn te Keulen. Drake is een uitstekend kunstenaar, die een fijn schoonheidsgevoel en een dichterlijken zin met ongemeene vaardigheid en een grooten ijver verbindt.