Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 06-08-2018

Diplomatiek

betekenis & definitie

Diplomatiek noemt men eene hulpwetenschap der geschiedenis, namelijk die, welke ons in staat stelt, om de diplomata of oirkonden van vroegeren tijd te lezen, te begrijpen en ten behoeve der historie te gebruiken, reeds sedert de 16de eeuw heeft men zoodanige oirkonden als bijlagen bij de geschiedwerken gevoegd of daarin opgenomen, en men heeft daaraan vooral in Duitschland groote waarde gehecht wegens de menigvuldige twisten, die er gedurende de 17de eeuw wegens de erfopvolging van vorsten in verschillende landen zijn ontstaan.

Nadat Leuber, Conring en anderen de beginselen der diplomatiek hadden vastgesteld, leverde de Belgische Jezuïet Papebroch de eerste proeven eener wetenschappelijke behandeling der oirkonden in eene verhandeling, welke opgenomen is in het 2de deel der „Acta Sanctorum Aprilis (1675)”. Daar hierin de echtheid van vele oude en gewigtige oirkonden der Benedictijnen in twijfel getrokken werd, schreef de geleerde Benedictijn Mabillon zijn beroemd werk „De re diplomatica (1681)” met supplementen (1704), en deze titel gaf aan de hulpwetenschap haren naam.

Deze werd door Madox vermeerdert met eene beschouwing der gebruikelijke formulieren, en door Heinneccius met de zegelkunde (sphragistiek), terwijl von Bessel, abt van. het klooster Göttweih, eene diplomatiek leverde der Duitsche Köningen en Keizers van Koenraad I tot aan Frederik II. Zijn beroemd „Chronicon Gotwicense (1732)” werd vervolgd en aangevuld door de geschriften van Heumann (1745—1753). — Montfaucon, Baring en Walther waren ijverige bevorderaars van de studie der diplomatiek, die in Duitschland aan de universiteiten werd onderwezen.

Twee Benedictijnen, Tassin en Toustain behandelden haar in het voortreffelijke werk „Nouveau traité de diplomatique (1750— 1765, 6 dln)”, terwijl 3 andere Benedictijnen Datine, Durand en Clemencet in het boek „L’art de vérifier les dates (1750)” eene kostelijke bijdrage tot het tijdrekenkundig gedeelte dier wetenschap leverden. Stelselmatig werd zij behandeld door Gatterer (1765) door Gruber (1783), en vooral door Schönemann in het wegens zijn overlijden onvoltooid gebleven „Versuch eines vollständigen Systems der diplomatiek (1800—1801, 2 dln)”.

Voorts werden uit boekerijen en archieven belangrijke oirkondenverzamelingen in het licht gegeven, die onder verschillende titels veel hebben bijgedragen tot eene grondige beoefening der geschiedenis. Daartoe behooren in ons Vaderland de verschillende „Charterboeken”, de „Codex diplomaticus”, uitgegeven door het Historisch Genootschap te Utrecht enz.

Sommige schrijvers hebben zich bepaald bij enkele afdeelingen der diplomatiek, zooals Kopp bij het schrift, — Kornick bij de tijdrekenkunde, Melly, Bernd enz. bij de zegel- en wapenkunde, terwijl onderscheidene tijdschriften, zooals het „Archiv für ältere Deutsche Geschichtskunde” van Pertz, — het „Zeitschrift für Archivkunde, Diplomatik und Geschichte” van Höfer, Erhard en von Medem, — en het „Zeitschrift für die Archive Deutschlands” van Friedemann niet weinig tot bevordering dier wetenschap hebben bijgedragen (zie voorts onder Archief en Oirkonde).

< >