Dioseorea L., een plantengeslacht uit de familie der Dioscoreacëen, onderscheidt zich door een vleezig-knolachtigen wortelstok en afwisselende, soms tegenoverstaande, gaafrandige, zelden vingervormig verdeelde bladeren, — voorts door twee-, zelden éénhuizige bloemen, waarvan de mannelijke met een 6-deelig, en de vrouwelijke met een bloemdek met gelijke of nagenoeg gelijke slippen, — door 6 aan het bloemdek gehechte of op den bloembodem ingeplante meeldraden, waarvan 3 onvruchtbaar of afwezig zijn en tweehokkige, binnenwaarts gekeerde helmknoppen, een bovenstandig bloemdek met een opstaanden of zamengevouwen zoom, met ontbrekende of onvolkomene meeldraden, door een driehokkig vruchtbeginsel met 2 eitjes in ieder hokje, met een korten stijl, met een 2-of 3-deeligen stempel gekroond, —door eene pergamentachtige, 3-kleppige zaaddoos met 2 zaden in elk hokje, en door geheel of aan den voet gevleugelde zaden.
Van de soorten, die om den eetbaren vleezigknolvormigen wortelstok in de keerkringslanden worden aangekweekt, noemen wij in de eerste plaats D. alata L., de yamsplant met aan den voet hart-pijlvormige, aan de lobben stompe, langwerpig-eivormige, stekelig-gepunte, onbehaarde, 5—7, aan het einde 2-deelig-geweIfde bladeren, een gevleugelden stengel en eene kransvormig zamengestelde, mannelijke bloemaar.
Deze levert de oebi der Maleijers en Javanen, of de yams der bewoners van West-Afrika en West-Indië. Ook van andere soorten gebruikt men den wortelstok tot voedsel, zooals van D. sativa L., — D. pentaphylla L., — D. bulifera L., — D. aculeata L. enz.