Dershawin (Gabriël Romanowitsj), een verdienstelijk Russisch dichter, werd geboren te Kazan den 3den Julij 1743. Hij ontving zijne opleiding aan het gymnasium zijner geboorteplaats, nam in 1760 dienst bij het corps ingenieurs en trok er door eene beschrijving der ruïnen van Bolgaru aan de Wolga de opmerkzaamheid tot zich van Sjoewalow, die hem naar een regiment der garde verplaatste.
Na verloop van eenige jaren werd hij officier, doch nam in 1777 zijn ontslag, nadat hij een bundel gedichten zonder zijn naam in het licht had gegeven. Zijne ode „Feliza”, ter gelegenheid der krooning van Catharina II vervaardigd, kwam in handen der Keizerin en deze beloonde den dichter door hem achtereenvolgens tot staatsraad, tot gouverneur van Tambow, tot staatssecretaris, tot geheimraad en senator en in 1802 tot minister van Justitie te benoemen, terwijl hij een jaar daarna zijn pensioen ontving, om zich onverdeeld aan de dichtkunst te kunnen wijden.
Zijne overige levensdagen bragt hij door op zijn buitenverblijf Swanka aan de Wolchow en te Petersburg, waar hij ijverig deel nam aan de werkzaamheden van het Genootschap van vrienden der Russische letterkunde, hetwelk ten zijnen huize vergaderde. Hij overleed op Swanka den 21sten (9den) Julij 1816. Zijne verzamelde gedichten verschenen te Petersburg in 1801 en later bij herhaling. Zijne verzen worden zeer geroemd, — inzonderheid eene „Ode aan God”, die in de meeste beschaafde talen is overgebragt.