Decébalus verkreeg deze waardigheid doordien koning Duras uit achting voor zijne dapperheid vrijwillig de kroon aan hem afstond. Hij is beroemd geworden door zijn strijd tegen de Romeinen, dien hij ten tijde van Domitianus opende met een inval in Moesië, waar hij den stadhouder Oppius Sabinus versloeg en doodde.
Nu trok de Keizer zelf tegen hem te velde, doch liet het krijgsgebied over aan Cornelius Fuscus, die tot in Dacië doordrong, maar er weldra bezweek. Zijn opvolger Julianus was voorspoediger; toch zag de Keizer, die in den oorlog met de Marcomannen de nederlaag geleden had, zich genoodzaakt, Decébalus om vrede te vragen en hem eene jaarlijksche schatting te betalen. Keizer Trajanus deed hem desgelijks den oorlog aan en behaalde in 101—103 na Chr. de overwinning. Decébalus sloot vrede, maar verbrak dien reeds in 104. Toen trok Trajanus over eene steenen brug over de Donau naar Dacië, veroverde er de hoofdstad en bragt er den Koning zóó in de engte, dat deze zich zelven om het leven bragt; daarna werd het land een Romeinsch wingewest.