Cumming. Onder dezen naam vermelden wij:
Roualeyn Gordon Cumming, den beroemden jager in het zuiden van Afrika. Hij is de zoon van een Schotschen baron en kwam door zijne overdreven liefhebberij voor de jagt in geldelijke verlegenheid, zoodat hij eerst de wijk nam naar Indië, en vervolgens luitenant werd bij de rijdende jagers aan de Kaap de Goede Hoop. In 1845 nam hij echter zijn ontslag en leefde na dien tijd van de opbrengst zijner jagtbuks. Eenmaal ’s jaars bezoekt hij gewoonlijk de Kaapstad, om er voor eenige honderden pond sterling ivoor, huiden en struisvederen te verkoopen. Op zijne togten voegt hij zich geheel en al naar de zeden en gewoonten der inboorlingen. Hij schreef het belangrijk werk „Fife years of a hunter’s life in the far interior of South-Africa (1850, 2 dln)".
John Cumming, een beroemd redenaar der Schotsche Kerk. Hij werd geboren in Aberdeenshire den 10den November 1810, studeerde in de godgeleerdheid, en begaf zich in 1832 naar Londen, waar hij tot predikant van de Schotsche Gemeente te Covent-Garden werd benoemd. Als begaafd kanselredenaar ijverde hij met kracht tegen de leer der R. Katholieken. Zijne geschriften bevatten meerendeels verklaringen van Bijbelsche voorspellingen, zooals: „Apocalyptic sketches (1842)”, — „Great tribulation (1859)”, — en „Redemption draweth nigh (1861)”. Daarin brengt hij de aloude voorzeggingen in verband met hedendaagsche gebeurtenissen, om op dien grond het einde der wereld en de komst van het Duizendjarig rijk te voorspellen. Voorts schreef hij „The destiny of nations (1864)”, — een werk over de bijenteelt, enz.