Croesus, koning van Lydië, aanvaardde den troon in 560 vóór Chr., maakte de Grieken in Klein-Azië schatpligtig en strekte zijne heerschappij uit tot aan de Halys. Onmetelijke rijkdommen stapelde hij op in zijne hoofdstad Sardes.
Men verhaalt, dat Solon hem aldaar bezocht en na het bezigtigen dier schatten tegen ’s Konings verwachting verklaarde, dat hij zekeren Tellus, een onbekenden Athener, alsmede de beide broeders Cleobis en Biton gelukkiger achtte dan hem, daar niemand gelukkig kan genoemd worden vóór zijn dood. In een oorlog tegen de Perzen werd weldra zijne hoofdstad na eene belegering van 14 dagen door Cyrus veroverd, en hij zelf gevangen genomen en tot den brandstapel veroordeeld. Toen hij op het punt was van te sterven, herinnerde hij zich de uitspraak van den Griekschen wijsgeer en riep uit „O Solon, Solon!” Cyrus verlangde verklaring van dat woord, en toen deze gegeven was, schonk hij den Koning vergiffenis en nam hem op in den kring zijner vrienden.