Cisterciënsers (De orde der) of die van Cîteaux (Cistercium) is eene monniken-orde, welke gesticht werd door den abt der Benedictijnen Robert uit Champagne. Deze had als prior te Tonnerre, Montier la Celle en St. Aigulf, voorts als opperste van onderscheidene kluizenaars in het woud van Molesme en elders herhaalde pogingen gedaan, om de kloostertucht te verbeteren, die echter op den onwil der monniken waren afgestuit, en eindelijk begaf hij zich met 20 geestverwanten naar het moerassige bosch van Cîteaux, 5 geogr. mijl van Dijon, alwaar hij in 1098 een klooster stichtte met het voornemen, om er de regelen van den heiligen Benedictus met de meeste gestrengheid in acht te nemen. Op bevel van den Paus moest Robert wel is waar eerlang naar Molesme terugkeeren, maar de abt Alberich slaagde er in, na het opstellen der „Statuta monachorum Benedictensium”, die stichting als de eenige ware der Benedictijner orde door den Paus te doen erkennen, verordende voor het klooster de witte en voor de wereld de zwarte pij, en verbande allen overvloed en elk versiersel.
De groote gestrengheid schrikte echter de nieuwelingen zoozeer af, dat het klooster nagenoeg ledig stond, toen in 1113 de later zoo beroemde heilige Bernhard van Clairvaux (zie onder Bernhard) met 30 broeders tot de orde toetrad, waarna de toeloop zoo groot werd, dat er binnen den tijd van 2 jaar 4 nieuwe kloosters verrezen. Bernhard was toen eerst 17 jaar oud en werd in 1115 abt van Clairvaux —één dezer 4 kloosters. In 1119 telden de Cisterciënsers er reeds 12. De abt Stephanus vereenigde ze alle met het stamklooster tot één genootschap door eenige schrander bedachte artikelen, die hij onder den naam van „Charta der Christelijke liefde” opstelde. Na dien tijd is de abt van Cîteaux steeds superior-generaal der orde geweest; hierop volgen in rang de abten van bovenvermelde vier kloosters, en daarna die der overige. Het bestuur der orde berust bij 25 definitoren, en de wetgevende macht benevens de eindbeslissing over geschillen bij het algemeen kapittel, uit al de abten der Cisterciënsers bestaande.
De Spaansche ridder-orden werden er mede verbonden, geheel Portugal was in 1143 leenpligtig aan de abtdij van Clairvaux, en in de 13de eeuw telde de orde 1800 abtdijen. Na dien tijd ging de oorspronkelijke gestrengheid der orde en alzoo ook haar roem verloren, en vruchteloos zochten de Pausen de eerste te herstellen. De Cisterciënsers waren rijke kloosterheeren geworden en bezweken voor de magt der weelde. Eindelijk scheurden in 1469 de Spaansche abtdijen zich los en vormden eene zelfstandige orde met een zeer gestrengen regel; ook in Frankrijk en Italië ontstonden afzonderlijke congregatiën onder de hoede der vorsten, zoo-als de Feuillants bij Toulouse, de Trappisten enz. — Het eerste nonnenklooster dezer orde is door Stéphanus, abt van Clairvaux in 1120 te Tart gesticht, en later is dat van Port-Royal het belangrijkste geworden; daarna is het aantal allengs verminderd. Het gewaad der nonnen is wit met een zwarten sluijer, scapulier en gordel.