Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chrysoliet

betekenis & definitie

Chrysoliet, ook peridoot en olivien genaamd, is eene delfstof, wier kristallen eene rhombische zuil van 130° 2' vormen, doorgaans vereenigd met eene langwerpige en verbonden met een rhombisch octaëder. Veelal komt het korrelig voor of in korrelige massa’s.

Het heeft de hardheid van veldspaat tot kwarts, een soortelijk gewigt van 3,2 tot 3,3, een glasglans, eene groene, gele of bruine kleur, en is doorzigtig en aan de kanten doorschijnend. Het bestaat uit een silicaat van magnésium, met een van ijzer-oxydule verbonden, hetwelk nikkel-oxydule bevat. De edele chrysoliet is groen, schelpachtig op de breuk en doorzigtig en bevat volgens Stromeyer 39,73% kiezelaarde, 50,13% magnésia, 9,19% ijzer-oxydule, 0,32% nikkel-oxydule en 0,09% mangaan-oxydule, blijft voor de blaasbuis onveranderd behalve dat het aan de kanten iets donkerder wordt, lost in zwavelzuur op, en is in het diluviaalzand in Egypte, Natolië, Bohemen, Brazilië enz. te vinden. De gemeene chrysoliet of olivien komt zelden in gekristalliseerden toestand voor, is olijfgroen of ook wel geel, half-doorzigtig en wordt veelal gevonden in basalt- en lava-soorten. Het ijzerchrysoliet of hyalosideriet vertoont zich in zeer kleine kristallen met eene hardheid van 5, met een soortelijk gewigt van 2,8 en met eene roodbruine tot hyacinthroode kleur met eene goudgele oppervlakte. Het bestaat uit 31,63% kiezel-aarde, 32,40% magnésia, 29,71% ijzer-oxydule, 0,48% mangaan-oxyde, 2,2% aluinaarde en 2,78% kali met sporen van kalk en chroom-oxyde. Het vormt met zuren eene gelei, wordt in de warmte zwart en magnétisch, en komt zelden voor. De edele chrysoliet wordt als een edelgesteente van den tweeden rang beschouwd, en fraai gekleurde olivien-korrels gelden 4 of 5 gulden het karaat.

< >