Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 04-07-2018

Chiliasmus

betekenis & definitie

Een Grieksch woord, beteekent het geloof aan een Duizendjarig rijk, vol glans en heerlijkheid, hetwelk Christus na zijn zigtbaren terugkeer stichten zal. Het heerschte, in overeenstemming met de verwachtingen der Israëlieten en met de Openbaring van Johannes (hoofdstuk XX en XXI), in de beide eerste eeuwen der Christelijke Kerk algemeen, doch begon reeds in het midden der 2de eeuw te verflaauwen of zinnebeeldig te worden opgevat, terwijl het zich bij de Montanisten (zie onder dit woord) nogmaals met kracht verhief. Volgens het gevoelen der Chiliasten zou de terugkeer van Christus voorafgegaan worden door bange tijden en door de verschijning van den Anti-Christ; dan echter zou de Messias komen, om Satan vooreen tijd van 1000 jaar in boeijen te slaan, de Heidenen en goddeloozen te vernietigen of in slaven der vromen te herscheppen, het Romeinsche rijk te doen] vallen en op zijne puinhoopen eene nieuwe orde van zaken te doen verrijzen, namelijk een hervonden Paradijs, een nieuw Jerusalem, waar de vromen in onschuld en overvloed zouden wonen.

Het ontbrak daarbij geenszins aan verwachtingen van zinnelijken aard. Een leeraar uit de 2de eeuw verzekerde, uit den mond van Johannes te hebben vernomen, dat in het Messiasrijk verbazend groote korenaren en druiventrossen zouden groeijen, die de godvruchtigen zonder eenige moeite zouden oogsten en nuttigen, zelfs waren er, die zich dat rijk voorstelden als den hemel volgens Mohammed, namelijk als eene onbeperkte bevrediging van alle zinnelijke begeerlijkheden. De aanvang van dat rijk is door de Apostelen blijkbaar reeds verwacht gedurende hun leven, en werd later telkens na een betrekkelijk kort tijdsverloop tegemoet gezien, terwijl er bij gedurige teleurstelling gegevens werden gezocht, om dien aanvang te bepalen.

Het Chiliasmus is nooit geheel en al uit de Christelijke Kerk verdwenen. De regtzinnigste Kerkvaders der 2de eeuw, zooals Papas, Justinus, Irenaeus, Uippolytus en Tertullianus, waren Chiliasten, terwijl de Gnostici, de Alexandrijnsche school en de Roomsche Clerus hunne leer bestreden, doch het volksgeloof niet konden overwinnen. Sedert de 4de eeuw echter begon men in het Oosten de Openbaring van Johannes meer als zinnebeeldig te beschouwen, terwijl in het Westen de aloude verwachtingen der Kerk bleven heerschen. Eerst toen de lijdende en strijdende Kerk eene overwinnende was geworden, behoefde men het Duizendjarig rijk niet meer in de toekomst te verwachten. Gedurig echter, vooral bij zedelijke verdorvenheid van den Clerus of bij vreeselijke pestziekten, verhief het Chiliasmus op nieuw het hoofd. In de middeleeuwen zagen velen in de Apocalypsis een kort begrip der Kerkgeschiedenis, en zelfs de Hervormers meenden, dat de AntiChrist niets anders was dan het Pausdom. Toen echter de dweepzieke wederdoopers een Duizendjarig rijk langs den weg van oproer en geweld wilden stichten, werd het Chiliasmus zoowel door de Augsburgsche als door de Zwitsersche geloofsbelijdenis als eene Joodsche dwaling verworpen, en de orthodoxe dogmatiek hield staande, dat het Duizendjarig rijk niet in de toekomst, maar in het verledene moest worden gezocht. Niettemin verdiepten, gedurende de godsdienst-oorlogen in ons werelddeel, de vervolgden zich in Chiliastische droomen, zooals wij opmerken bij de Boheemsche broeders, de Camisards, de Weigelianen, de Labadisten, de Quiëtisten, de aanhangers van Jane Leade in Engeland enz., en hier zochten zelfs geleerde mannen, zooals Thomas Burnet en William Whiston, het Chiliasmus op geologische gronden te handhaven.

Voorts was onder de Lutherschen in Duitschland Wilhelm Petersen een voorstander van die leer; en ook Swedenborg maakte er gebruik van. Terwijl Spener en de Piëtisten wegens hun geloof aan het Messiasrijk door de regtzinnigen werden verketterd, verwierf het door Jóhann Albrecht Bengel het burgerregt in de Luthersche Kerk. Hjj berekende den aanvang van het Duizendjarig rijk op het jaar 1836, terwijl zijne leerlingen er beschrijvingen van leverden, en anderen deze in een dichterlijk gewaad hulden. Ook later is gedurig het vergaan der wereld voorspeld in verband met de komst van het Messiasrijk. Vele dweepers en letterknechten zijn nog altijd van die vaak-verijdelde verwachting doordrongen, en zelfs de Mormonen beschouwen zich als grondleggers van een nieuw Sion. Geen wonder echter, dat het Chiliasmus ten allen tijde groote belangstelling heeft gewekt, want het is, in reine opvatting, het ideaal van ’t geen de menschheid wezen moest en volgens haren aanleg en bestemming worden zal.

< >