Chevalier. Onder dezen naam vermelden wij:
Jacób Chevalier, een medepligtige in het verraad, in 1426 tegen Jan, hertog van Brabant gesmeed. Toen deze in het bosch van Soignies op de jagt was, volgde Chevalier hem met een van spijkers voorzienen ringkraag, ten einde hem daarmede te worgen.
De aanslag mislukte, de booswicht kwam in hechtenis, doch Jan was niet over te halen om hem ter dood te veroordeelen. Hij werd in den kerker geworpen, en eerst na het overlijden van Jan (1427) op last van diens opvolger Filips onthoofd en gevierendeeld.
Nicolas Chevalier. Deze, te Sédan geboren, kwam na de herroeping van het Edict van Nantes in Nederland en vestigde zich omstreeks 1685 eerst te Amsterdam, toen te Utrecht en daarna weder te Amsterdam als boekhandelaar, kunstkooper, drukker en stempelsnijder, en overleed in behoeftige omstandigheden in laatstgenoemde stad.
Hij heeft een groot aantal werken geschreven, van welke wij noemen: „Histoire de Guillaume III, Roy d’Angleterre, Prince d’Oranje par medailles, inscriptions et autres monumens (1692)”, — „Rélation des campagnes de l’an 1708 et 1709 par medailles (1709)”, — en vooral zijne „Recherches curieuses d’antiquités, venues d’ltalie, de la Grèce, d’Egypte et trouvées à Nimègue, à Xanten, au chateau de Wiltenborg proche d’Utrecht, dans le chateau de Britten proche de Leyde et à Tongres etc. (1709 en 1712)”, behelzende eene beschrijving van zijn eigen belangrijk kabinet, hetwelk later aan den graaf Tavulla, gezant van Portugal, is verkocht, terwijl het vervolgens gedeeltelijk te Leiden, gedeeltelijk te Dresden en gedeeltelijk bij den graaf van Wassenaar Obdam tot verrijking der muséa heeft gediend.
Michel Chevalier, een uitstekend Fransch beoefenaar der staathuishoudkunde. Hij werd geboren te Limoges den 13den Januarij 1806, bezocht er het collége, daarna de Polytechnische school te Parijs en in 1825 eene inrigting tot opleiding van mijn-ingenieurs. Door voetreizen in de Pyreneeën, in de Alpen en aan de Rijn vermeerderde hij zijne kennis, en hij beschouwde de nijverheid als een belangrijk middel tot ontwikkeling des volks.
Hij openbaarde dat gevoelen in de St. Simonistische bladen „L’organisateur” en „Le Globe”, werd een aanhanger van het St. Simonismus, en begaf zich met père Enfantin naar diens kolonie te Menilmontant. In het „Livre nouveau”, eene soort van St. Simonistischen bijbel, leverde hij eene „Esquisse de géologie poétique”.
Wegens opstellen in den „Globe” moest hij eenigen tijd in de gevangenis doorbrengen, doch na dien tijd brak hij met zijne St. Simonistische vrienden en vertrok naar Amerika op last der regering, om aldaar de wegen en kanalen in oogenschouw te nemen. Van dien togt, welke van 1833 tot 1835 duurde en zich ook tot Mexico en Cuba uitstrekte, gaf hij in het „Journal des Débats” belangrijke verslagen, die later onder den titel „Lettres sur l’Amérique du Nord” bij herhaling zijn uitgegeven.
In het voorjaar van 1837 werd hij naar Engeland gezonden, om de geldcrisis aldaar van nabij gade te slaan, en hij schreef na zijn terugkeer het hoogst belangrijk werk „Des intérêts materiels en France, travaux publics, routes, canaux, chemins de fer (1838)”, waarvan in 1843 eene 7de uitgave verscheen. Achtereenvolgens werd hij nu ridder van het Legioen van Eer, staatsraad in buitengewone dienst, hoogleeraar in de staathuishoudkunde aan het Collége de France, en hoofd-ingenieur van het mijnwezen, terwijl in 1845 de kiezers van het departement Aveyron hem afvaardigden naar het Vertegenwoordigend Ligchaam. Na de revolutie van 1848 bestreed hij de socialistische theorie van Louis Blanc en verdedigde in zijne „Lettres sur l’organisation du travail (1848)” de geijkte meeningen der staathuishoudkunde. Na den staatsstreek werd hij staatsraad in gewone dienst en in 1860 senator.
Het grootsche denkbeeld van Chevalier is dat van een duurzamen vrede, die alle volkskrachten in de gelegenheid stelt om zich te ontwikkelen. In dien zin spreekt hij van „Les états unis de l’Europe”, en hij heeft als voorzitter van het Internationale Vredesverbond (1869) eenigen tijd een blad onder dien titel uitgegeven. Na den val van het Keizerrijk is hij tot lid van de Nationale Vergadering gekozen en heeft er vruchteloos zijne stem laten hooren tegen de protectionistische ontwerpen van Thiers. Hij schreef nog: „Cours d’économie politique (1842—1850, 3 dln)”, — „Essais de politique industrielle (1843)'’, — „Examen du système protecteur (1851)”, en en een groot aantal opstellen in wetenschappelijke tijdschriften.
Sulpice Paul Chevalier, zie Gavarni.
Chevallier Chevallier (Paulus), een Nederlandsch godgeleerde, werd geboren te Amsterdam den 10den September 1722, studeerde te Leiden in de godgeleerdheid, zag zich achtereenvolgens beroepen te Sloten, te Rijswijk en te Groningen, en aanvaardde in laatstgenoemde stad in 1752 het hoogleeraarsambt. Hij overleed aldaar den 7den Maart 1796.
Hij was een grondig geleerde, die uitmuntende kweekelingen heeft gevormd; ook heeft hij onderscheidene geschriften — echter niet van grooten omvang — in het licht gegeven.
— Zijn zoon Pierre Chevallier, geboren te Groningen den 22sten November 1760, studeerde desgelijks in de theologie, werd achtereenvolgens predikant te Lellens, bij de Waalsche gemeenten te Naarden en te Zwolle, in 1787 privaat-onderwijzer aldaar, kwam in 1794 te Harderwijk, daarna te Amsterdam weder in dienst, en overleed, hier ter plaatse den 16den Augustus 1825. In 1810 onderwees hij koning Lodewijk in de Nederlandsche taal, en hij heeft ook eenige kleine geschriften uitgegeven.