Cauteria of brandmiddelen veroorzaken, zooals wij reeds in het artikel Branden vermeld hebben, eene min of meer diepgaande verwoesting van het dierlijk weefsel, gevolgd door prikkeling, ontsteking en ettering der gebrande plek. Tot de eigenlijke brandmiddelen (c. actualia) behooren het brand-ijzer en de moxa, die reeds aan de geneesheeren der Oudheid bekend waren. Tot brand-ijzer (ferrum candens) kan een stuk metaal dienen, dat niet spoedig smelt, maar het heeft tot gemak van den arts een der vormen, die in fig. 1 zijn voorgesteld. Het bestaat namelijk uit het kopstuk (a), den steel (b), en het hecht of handvat (c).
Het kopstuk wordt in een steenkolenvuur wit-gloeijend gemaakt. Wil men daarna de wond heelen, dan bedekt men ze met watten, — wil men den prikkel doen voortduren, dan bestrijkt men ze met prikkelende zalf. De moxa is een rolrond (d) of kegelvormig (e) ligchaam van eene brandbare stof, gewoonlijk van katoen, dat in eene salpeter-oplossing gedompeld is. Deze stof wordt vast in elkaar gedraaid en stevigheidshalve met een stuk oud linnen omkleed. Men zet zulk eene moxa op de huid en zij wordt vervolgens aan het boveneinde aangestoken. Deze kunstbewerking is veel pijnlijker, dan die met het brandijzer, omdat zij langer duurt, maar zij werkt ook veel dieper. De patiënt wordt in den regel door chloroform bedwelmd, en de behandeling der wonde is dezelfde als bij die van het brandijzer. Omtrent eene derde soort van brandmiddel, namelijk de galvanocaustiek, raadplege men het artikel Afbinden.
Minder oud dan het gebruik van het brandijzer en de moxa is dat van bijtmiddelen (c. potentialia). Hiertoe behooren spiesglansboter (Liquor stibii muriatici), ongebluschte kalk, bijtende ammonia, bijtende kali, zwavel-, salpeter- en zoutzuur, arsenigzuur, kwikzilver-oxyde, salpeterzuur kwik, sublimaat, zinkchloride, salpeterzuur zilver (helsche steen), koper-, ijzer- en zinkvitriool, braakwijnsteen, iodtinctuur enz. Wij zullen hier de werking dier verschillende middelen niet nagaan, maar vermelden slechts, dat de heelkundige, als hij eene krachtige inbranding verlangt, zich bij voorkeur van bijtende kali of van een mengsel van deze met ongebluschten kalk, van spiesglansboter, zinkchloride of arsenigzuur bedient. Om kleine plekjes te cauteriséren komt vooral helsche steen te pas.
Men gebruikt zulke brandmiddelen om organische uitwassen weg te nemen of om door ontsteking en ettering afleiding te bezorgen aan oen aangetast deel, vooral ook bij ontsteking van den ruggegraat of van een groot gewricht, zooals dat van de heup, of ook wel bij zulke verzweringen, waar geen voldoende krachtige prikkel bestaat, om nieuwe organische bestanddeelen ter heeling te vormen. Te voren maakte men er ook fontanellen mede, doch het is gebleken, dat deze handelwijze geenerlei voordeel bragt. Beter dienen brandmiddelen tot zuivering van vergiftige wonden, bij voorbeeld door den beet van dolle honden of vergiftige slangen toegebragt, alsook om diep-gelegene abcessen, vooral lever-abcèssen, naar buiten af te leiden. Ook bij gevaarlijke bloedingen kan het brand-ijzer uitmuntende diensten doen, en de vernietigende bijtmiddelen worden vaak met goed gevolg aangewend bij kanker, wolfzweer, wratten, polypen enz. Men geeft hieraan veelal de voorkeur boven het mes, omdat de patiënten er minder tegen opzien, omdat men minder heeft te vreezen voor gevaarlijke bloedingen, omdat het doorgaans beter is, het kwaad langzamerhand weg te bijten, dan op eenmaal weg te snijden, en omdat de plek, waar het zich bevindt, dikwijls het gebruik van het mes verbiedt. Deze laatste reden is afdoende; de eerste echter moet eigenlijk niet in aanmerking komen, vooral niet in onzen tijd bij het gebruik van chloroform.