Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 02-07-2018

Cardamomum

betekenis & definitie

Cardamomum is de naam van min of meer 3-kantige en 3-hokkige zaaddoozen van planten, welke tot de geslachten Amomum en Mettaria en tot de familie der Scitamineën behooren.

Zij groeijen in Oost-lndië, op de Molukken, de Soenda-eilanden en Madagascar, en de zaden hebben een sterk-specerjjachtigen, prikkelenden smaak. Men heeft daarvan in den handel onderscheidene soorten, wier oorsprong echter nog niet voldoende is gebleken.

Die zaden bevatten eene aangenaam-riekende, aethérische en eene vette olie en behooren tot de maagversterkende specerijen.

In den Européschen handel heeft men kleine of Malabaarsche cardamom, afkomstig van Elettaria Cardamomum; deze is stomp-driekantig, onbehaard, bruinachtig-geel en overlangs gestreept, en de daarin aanwezige zaden zijn rood- of geel- achtig-bruin en bezitten een kamferachtigen reuk en een specerijachtigen smaak, — voorts lange of Ceylonsehe cardamom, volgens sommigen van Amomum aromaticum, volgens anderen van Elettaria media of E. major afkomstig; zij zijn licht-bruin of geelachtig-grijs en sterk geribd, en de zaden hebben eene geelachtig-bruine kleur en een aangenamen, doordringenden reuk.

Voorts kent men nog eenige anderen soorten, zooals ronde cardamom, van Amomum Cardamomum, — Madagascar-cardamom, van Elettaria cardamomum medium,— groote cardamom, van Cardamomum angustifolium, Java-cardamom, van Amomum maximum afkomstig enz.

Op Java en Sumatra worden de breede bladeren van laatstgenoemde plant tot dek-riet gebruikt.

Honderd gewigtsdeelen cardamom bevatten 71 deelen zaad en 29 deelen peul.

Het zaad wordt in Azië met betel gekaauwd en dient ook tot bereiding van sorbet, terwijl het in Egypte onder de kofiij wordt gemengd.

< >