Carboline is de naam van eene zware olie met een aanzienlijk koolstofgehalte, door Philipps te Keulen aangewend tot verlichting.
Zij is in dampkringslucht niet ontvlambaar, maar geeft met zuurstof een zeer sterk licht.
Om zuurstof te bekomen, volgt Philipps de methode van Mallet, berustende op de eigenschap van koperchlorure, om zuurstof uit de dampkringslucht op te nemen en haar bij hooge temperatuur weder af te staan. Het koperchlorure wordt uit koperchloride door verwarming verkregen.
Dit laatste wordt met 33% porseleinscherven vermengd, om het zamenpakken te voorkomen en verliest bij de verwarming in de eerste plaats chloor, zoodat koperchlorure achterblijft.
In de plaats van het ontwijkend chloor komt nu zuurstof uit de dampkringslucht en er ontstaat eene basische verbinding, van welke zich bij verwarming de zuurstof afzondert.
Het vermogen van het chlorure om zuurstof op te nemen, gaat niet verloren; de opslorping geschiedt bij gewone temperatuur in 2 of 3 uur, maar nagenoeg oogenblikkelijk, wanneer men waterdamp en lucht van 200° C. op het chlorure laat werken.
Het afgeven van zuurstof geschiedt bij 400° C., en van 50 Ned. pond chlorure verkrijgt men telkens 1,3 tot 1,5 teerlingmeter zuivere zuurstof, welke na condensatie van den waterdamp in een waschtoestel regtstreeks naar den gashouder gaat.
Bij het gebruik wordt zij met 40 tot 60% dampkringslucht vermengd en naar den brander der carboline gevoerd. Deze laatste bestaat uit zware, vloeibare koolwaterstoffen en is niet duur. De lamp is zóó ingerigt, dat de zuurstof door een ronden brander horizontaal in de vlam wordt gebragt. Lampeglazen zijn onnoodig, en de verbrandingsproducten niet kwalijkriekend. De kous wordt niet afgeknipt, maar telkens na 2 maanden vernieuwd.
Zulk eene verlichting, gewoonlijk carboxy- geen-verlichting genaamd, beveelt zich voor vuurtorens, schouwburgen, fabrieken, stationspleinen, straten enz., zeer sterk aan, zoowel door hare ongemeene goedkoopheid als door hare lichtgevende kracht.