Brandmerk is een letter of een teeken, dat in het ligchaam van een misdadiger gebrand wordt. Evenals de andere lijfstraffen is deze van latere dagteekening dan de oudste aller straffen, de vredeloosheid met hare gevolgen. Nadat deze door het stelsel van het verpligt aannemen van den zoen meer in onbruik was geraakt, traden de lijfstraffen naast de boete (zie aldaar) meer op den voorgrond, als gevolg van eene hoogere opvatting van de begrippen: misdaad en straf.
Terwijl in den oudsten tijd het misdrijf voornamelijk beschouwd werd als krenking van eene bepaalde familie, waartoe de beleedigde of verslagene behoorde, aan welke beschouwing de bloedwraak (zie aldaar) haar ontstaan had te danken: terwijl later, in de boete ook een element werd bespeurd van krenking van het algemeen door den misdadiger, zoodat een deel van het weergeld kwam aan den Staat of aan diens vertegenwoordiger; zoo komt bij het optreden van de lijfstraffen meer het bewustzijn boven, dat de misdadiger in de eerste plaats de belangen van het algemeen, van de geheele maatschappij heeft aangerand, en dat de straf vooral zooveel mogelijk moet zijn eene opheffing van het nadeel, aan het algemeen toegebragt. De boete omvatte de beide elementen: vergoeding van het materieel nadeel, door een of meer individuen geleden, en de eigenlijke straf; zij werd verbeurd als een noodzakelijk gevolg van de onregtmatige daad; zij was als ’t ware de prijs, waarvoor het toegebragte nadeel werd afgekocht. Naar de schuld van den dader of de daders behoefde geen onderzoek gedaan te worden; of een of meer daders aan het feit hadden zamengewerkt, deed minder af; de boete was als ’t ware eene burgerlijke schuld, die, als zij slechts voldaan werd, door wien dan ook, het onregt had weggenomen. Bij de toepassing van de lijfstraffen vervallen uit de beschouwing van misdrijf en straf noodzakelijk deze beide elementen: 1°. dat de straf niet meer is eene schadeloosstelling van den beleedigde; 2°. dat de straf niet meer is een onvermijdelijk gevolg van de materiële daad. Integendeel, men blijft niet meer staan bij de daad alleen, het in de buitenwereld geobjectiveerde, maar klimt op tot het subjectieve, tot de motieven van den dader; men let op de omstandigheden, onder welke hij verkeerde; men doet onderzoek naar de schuld. Het subjectief element van de straf treedt op in plaats van het bloot objectieve karakter.
Brandmerken is een lijfstraf; het is toegepast als zelfstandige straf voor een misdrijf, en als accessoire straf nevens eene andere zware, onteerende straf. Ook diende het als veiligheidsmaatregel tot herkenning van misdadigers en zelfs van verdachte personen.
De Romeinen brandden den weggeloopen slaaf eene F (fugitivus = vlugteling) in het aangezigt (stigmata inurere), totdat Constantijn het branden in ’t gelaat verbood.
’t Zelfde merk ontvingen de tot dwangarbeid in de bergwerken (ad metalla) veroordeelden. Desgelijks deed men in Frankrijk tot 1832 met hen, die de travaux forcés (dwangarbeid) moesten ondergaan. In ons Vaderland werd er vooral in de zestiende eeuw een menigvuldig gebruik van gemaakt, om suspecte lieden (dat is de technische term), landloopers en verdachte Joden gemakkelijk te herkennen.
Art. 3 van de wet van 29 Juni 1854 schafte de straf van het brandmerk, evenals andere lijfstraffen, behalve de doodstraf, hier te lande af. Later verdween ook de doodstraf.