Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Brandmerk

betekenis & definitie

Brandmerk is een letter of een teeken, dat in het ligchaam van een misdadiger ge­brand wordt. Evenals de andere lijfstraffen is deze van latere dagteekening dan de oud­ste aller straffen, de vredeloosheid met hare gevolgen. Nadat deze door het stelsel van het verpligt aannemen van den zoen meer in onbruik was geraakt, traden de lijfstraffen naast de boete (zie aldaar) meer op den voorgrond, als gevolg van eene hoogere op­vatting van de begrippen: misdaad en straf.

Terwijl in den oudsten tijd het misdrijf voornamelijk beschouwd werd als krenking van eene bepaalde familie, waartoe de beleedigde of verslagene behoorde, aan welke beschou­wing de bloedwraak (zie aldaar) haar ont­staan had te danken: terwijl later, in de boete ook een element werd bespeurd van krenking van het algemeen door den mis­dadiger, zoodat een deel van het weergeld kwam aan den Staat of aan diens vertegen­woordiger; zoo komt bij het optreden van de lijfstraffen meer het bewustzijn boven, dat de misdadiger in de eerste plaats de be­langen van het algemeen, van de geheele maatschappij heeft aangerand, en dat de straf vooral zooveel mogelijk moet zijn eene op­heffing van het nadeel, aan het algemeen toegebragt. De boete omvatte de beide elementen: vergoeding van het materieel nadeel, door een of meer individuen geleden, en de eigen­lijke straf; zij werd verbeurd als een nood­zakelijk gevolg van de onregtmatige daad; zij was als ’t ware de prijs, waarvoor het toegebragte nadeel werd afgekocht. Naar de schuld van den dader of de daders behoefde geen onderzoek gedaan te worden; of een of meer daders aan het feit hadden zamengewerkt, deed minder af; de boete was als ’t ware eene burgerlijke schuld, die, als zij slechts voldaan werd, door wien dan ook, het onregt had weggenomen. Bij de toepas­sing van de lijfstraffen vervallen uit de be­schouwing van misdrijf en straf noodzakelijk deze beide elementen: 1°. dat de straf niet meer is eene schadeloosstelling van den be­leedigde; 2°. dat de straf niet meer is een onvermijdelijk gevolg van de materiële daad. Integendeel, men blijft niet meer staan bij de daad alleen, het in de buitenwereld ge­objectiveerde, maar klimt op tot het subjec­tieve, tot de motieven van den dader; men let op de omstandigheden, onder welke hij verkeerde; men doet onderzoek naar de schuld. Het subjectief element van de straf treedt op in plaats van het bloot objectieve karakter.

Brandmerken is een lijfstraf; het is toege­past als zelfstandige straf voor een misdrijf, en als accessoire straf nevens eene andere zware, onteerende straf. Ook diende het als veiligheidsmaatregel tot herkenning van mis­dadigers en zelfs van verdachte personen.

De Romeinen brandden den weggeloopen slaaf eene F (fugitivus = vlugteling) in het aangezigt (stigmata inurere), totdat Constantijn het branden in ’t gelaat verbood.

’t Zelfde merk ontvingen de tot dwangarbeid in de bergwerken (ad metalla) veroordeelden. Desgelijks deed men in Frankrijk tot 1832 met hen, die de travaux forcés (dwangarbeid) moesten ondergaan. In ons Vaderland werd er vooral in de zestiende eeuw een menig­vuldig gebruik van gemaakt, om suspecte lieden (dat is de technische term), landloopers en verdachte Joden gemakkelijk te herkennen.

Art. 3 van de wet van 29 Juni 1854 schafte de straf van het brandmerk, evenals andere lijfstraffen, behalve de doodstraf, hier te lande af. Later verdween ook de doodstraf.

< >