Bourignon (Antoinette), eene dweepster uit de 17de eeuw, werd geboren te Rijssel den 13den Januarij 1616. Door het lezen van mystieke geschriften kwam zij op het denkbeeld, dat zij geroepen was, om het zuivere Evangelie te verkondigen. Zij was zeer leelijk van gelaat; toen haar vader haar op 20-jarigen leeftijd wilde uithuwelijken, nam zij in mansgewaad de vlugt, en toen zij later in de ouderlijke woning terugkeerde, vertoefde zij bij dag in kerken en hospitalen en sliep des nachts in eene doodkist.
Nogmaals verwijderde zij zich en hield eenigen tijd haar verblijf te Mans. In 1653 werd zij te Rijssel bestuurderes van het gasthuis “Onze Lieve Vrouw der zeven Weeën” en 5 jaar later Augustijner non. Zij belastte zich tevens met het onderwijs, maar werd weldra van tooverij beschuldigd.
Toen zij door den dood harer ouders de beschikking had verkregen over een aanzienlijk vermogen, verliet zij de orde en vatte het voornemen op, om ingang te verschaffen aan hare leer. Zij verkondigde deze in Vlaanderen, Brabant en Holland en vestigde zich te Amsterdam, waar zij weldra vele aanhangers verwierf. Zoolang deze zich tot godsdienstige dweeperij bepaalden, oefende de regering geduld, maar toen zij zich ook met staatkundige aangelegenheden begonnen te bemoeijen, werden er bevelen tot in hechtenis-neming uitgevaardigd, en Antoinette nam in 1671 de wijk naar Holstein, waar zij van haren aanhanger Christiaan de Cort het eiland Nordstrand ten erfdeel ontvangen had. Hier rigtte zij eene drukkerij op, waar zij hare werken in de Fransche, Hoogduitsche en Nederlandsche talen in het licht deed verschijnen.
Het aantal harer volgelingen nam toe, doch ook hier noodzaakte haar een verbanningsdecreet, om te vlugten. In 1673 ging zij naar Flensburg,— voorts naar Tonningen, Sleeswijk, Husum en elders, maar overal werd het gemeen tegen haar opgeruid. Nu begaf zij zich naar Hamburg, en toen men haar gevangen wilde nemen, hield zij zich eenige dagen verborgen en reisde met haren aanhanger Pierre Poiret naar Oost-Friesland, waar de baron van Lutzburg haar in bescherming nam en haar de directie toevertrouwde van een door hem gesticht gasthuis. Ook dáár werd zij echter vervolgd, en besloten hebbende, naar Holland te verhuizen, overleed zij op reis derwaarts te Franeker den 30sten October 1680.
De beschrijving van haar karakter luidt niet gunstig, daar zij als grilziek, wraakzuchtig en gierig wordt voorgesteld. Zij heeft eene lange reeks van stichtelijke geschriften in het licht gegeven, waarvan wij de titels niet zullen opnoemen. Zij zijn door Poiret verzameld en te Amsterdam in 20 deelen in ’t Fransch gedrukt. Men heeft daarvan eene Engelsche, Schotsche, Hoogduitsche en Nederlandsche uitgave. Ook heeft Poiret eene eenigzins stelselmatige voorstelling gegeven van hare denkbeelden in zijn uitvoerig werk “l’Oeconomie divine ou système universel etc. (Amsterdam, 7 dln, ook in ’t Latijn in 2 dln)". Talrijk is voorts het aantal geschriften, dat tegen de hare is uitgekomen.