Een Fransch praelaat en kanselredenaar, werd geboren te Avignon den 26sten December 1747, bezocht het seminarium te Parijs, ontving in 1771 de wijding en trad te Avignon en te Villeneuve met grooten roem als redenaar op. Hij begaf zich vervolgens naar de hoofdstad, maar werd er door den nijd gedwarsboomd, zoodat de aartsbisschop Charles de Beaumont hem zelfs den kansel verbood.
Toen echter Boulogne's lofrede op den dauphijn bekroond werd, nam de aartsbisschop het verbod terug, de Koning verleende een jaargeld van 2000 francs aan den bekroonde, en deze, bij de abtdij Tonnay-Charente geplaatst, predikte dikwijls voor het hof te Versailles. Bij de groote omwenteling verloor hij al die voorregten en zag zelfs zijn leven bedreigd. Na den val van het Schrikbewind gaf hij een boek in het licht ter bestrijding van de constitutionéle Kerk en nam de redactie op zich der “Annales religieuses”, wier naam hij in dien van “Annales catholiques” veranderde. Dit blad werd den 18 den Fructidor verboden, en eerst na den 18den Brumaire verscheen het weder onder den titel “Annales philosophiques, morales et littéraires”, — een titel, welken het in 1801 wederom met dien van “Fragments de littérature et de morale” verwisselde.
Nadat Boulogne eenigen tijd domheer te Versailles was geweest, werd hij in 1807 Keizerlijk hof-kapellaan en in 1801 bisschop van Troyes. Hij wekte groot opzien door zijne rede, ter gedachtenis van den slag bij Austerlitz in de kerk Nôtre Dame gehouden. Wegens zijne bewering, dat de wereldlijke magt geen bisschop mogt aanstellen zonder toestemming van den paus, werd hij in de vesting van Vincennes in hechtenis gehouden en eerst na den val van Napoleon I in vrijheid gesteld. Den 21sten Januarij 1815 hield hij zijne beroemde rede ter gedachtenis van den dood van Lodewijk XVI, en toen in 1822 de bisschopszetel te Troyes werd opgeheven, stelde paus Leo XII hem daarvoor schadeloos door hem tot aartsbisschop te benoemen. Hij werd nu lid van de Kamer der Pairs, en overleed den 13den Mei 1825. Zijne gezamenlijke werken zijn in 8 deelen — waarvan 4 leerredenen bevatten — in 1826 in het licht verschenen.