Onder dezen naam vermelden wij:
Gualterus Boudaan, een Nederlandsch godgeleerde , die achtereenvolgens te St. Laurens op Walcheren, te Vere en te Amsterdam werkzaam was en alhier in 1684 overleed. Hij heeft onderscheidene geschriften uitgegeven, en zijne gezamenlijke werken zijn in 1693 te Amsterdam in het licht verschenen.
Petrus Boudaan, achtereenvolgens predikant te Rijnsburg, Arnhem, Utrecht en Amsterdam (1701). Hij was een zoon van den voorgaande en heeft weinig uitgegeven, maar is des te ijveriger in zijne gemeenten werkzaam geweest.
Matthias Boudaan, een Nederlandsch vlootvoogd en een broeder van den voorgaande. Hij werd in 1696 door Willem III, koning van Engeland tot buitengewoon en 3 jaren later tot gewoon kapitein benoemd bij de Admiraliteit te Amsterdam, en maakte zich weldra bekend als een der bekwaamste zeeofficieren van zijn tijd. Na onderscheidene andere feiten nam hij in 1704 deel aan de inneming van Gibraltar, was in Maart 1705 met zijn schip “Overijssel” van 52 stukken de eerste van de vereenigde Engelsche, Portugésche en Nederlandsche vloot, die op de Fransche zeemagt aanviel, het oorlogschip “l’Arrogant” van 60 stukken reddeloos schoot en het schip “l’Ardent” van 68 stukken veroverde. In 1707 was hij met het schip “de Hollandia” in de Middellandsche zee bij de belegering van Toulon, — in 1709 bragt hij de Oost- Indische retourvloot veilig in de Vaderlandsche havens,— in 1717 werd hij Schout bij nacht bij de Admiraliteit van Amsterdam, vertrok om de zeeroovers van Algiers en Salée te tuchtigen, en zag in de Middellandsche Zee bij vergissing zich aangetast door den Spaan- schen kapitein de Torres. Hij overleed in Maart 1722.
Hendrik Jan Boudaan, desgelijks een Nederlandsch zee-officier en een neef van den voorgaande. Hij werd hij herhaling uitgezonden om de Algerijnsche roovers te straffen, en Willem IV benoemde hem tot Schout bij nacht bij de Amsterdamsche Admiraliteit (1750).
Gualtherus Petrus Boudaan, een broeder van den voorgaande. Hij werd geboren te Utrecht in 1704, studeerde er in de regten, werd er elfmaal met de waardigheid van burgemeester bekleed, was tevens bewindhebber der Oost-Indische Maatschappij en bij herhaling Commissaris-politiek, en overleed den 3den Januarij 1781.