Onder dezen naam vermelden wij :
Simon Bosboom, een uitstekend bouwkundige, geboren te Emden in 1614. Onder de leiding van Jacob van Campen nam hij deel aan het vervaardigen der beelden en sieraden voor het Stadhuis — thans het Koninklijk paleis — te Amsterdam, en was voorts, op verzoek van den Keurvorst van Brandenburg, werkzaam te Berlijn. Hij overleed te Amsterdam in 1668, een paar belangrijke werken over bouwkunde achterlatende, namelijk “Bouworde van de vijf kolommen (1664, nieuwe uitgave 1784)” en “Kort onderwijs van de V kolommen.”
Dirk Bosboom, een zoon van den voorgaande. Aanvankelijk legde hij zich, op het voetspoor zijns vaders, vooral toe op de beeldhouwkunst, terwijl hij zich later tot het schilderen en vooral tot de leer der doorzigtkunde bepaalde. Hij schreef “Doorzigtkunde (Amsterdam 1703)”, en met Simon Schijnvoet eene “Verhandeling van de algemeene bouw-orde (Amsterdam 1765).”
Johannes Bosboom, een der verdienstelijkste Nederlandsche schilders van den tegenwoordigen tijd. Hij werd geboren te ’s Hage den 13den Februarij 1817 en oefende zich met den meesten ijver in de schilderkunst onder leiding van den bekwamen van Hove. Nadat hij zich een paar jaar op het schilderen van stadsgezigten had toegelegd, begaf hij zich met zijn kunstbroeder Verveer naar Keulen en Coblenz en vertoefde vervolgens in België, vooral in Antwerpen. In 1838 reisde hij met zijn vriend C. Kruseman naar Parijs en Rouaan, en hij verzamelde op zijne togten een schat van studiën, vooral aan Germaansche kerkgebouwen ontleend. Zijne schilderijen, daarnaar vervaardigd, dragen den stempel van een dichterlijken geest en geven de natuur naar waarheid terug. Hij verbindt soms den luister der R.K. kerkplegtigheden met den prachtigen bouw der pilaren en tempelgewelven, en sierlijk zijn vooral de marmeren altaren met hun kunstig beeldhouwwerk voorgesteld. Hij weet voorts de ordonnantie te verlevendigen door eene menigte figuren, die keurig geteekend en fraai gegroepeerd zijn.
Door de maatschappij Felix Meritis werden aan zijne stukken herhaaldelijk gouden eere-blijken toegewezen (1836 en 1838). In 1838 werd hij benoemd tot lid van het schildersgenootschap Arti Sacrum te Rotterdam, en in de jaren 1839 en 1840 zag hij zijne stukken op de tentoonstellingen te ’s Hage en te Antwerpen bekroond. Ook is op de Wereldtentoonstelling te Parijs in 1855 aan één zijner stukken de eere-medaille der derde klasse toegekend. Deze uitstekende kunstenaar, gevestigd te ’s Hage en gehuwd met onze uitstekende romancière A.G.L. Toussaint (zie onder dezen naam), is bij de troonbestijging van Willem III benoemd tot ridder der orde van de Eikenkroon, in 1856 tot ridder van de orde van den Nederlandschen Leeuw, en in hetzelfde jaar door den Koning van België tot ridder der Leopolds-orde.