Deze is in de jaren 1636 en 1637 in ons Vaderland, bepaaldelijk in Holland, zeer sterk gedreven en ontaardde in een verderfelijken windhandel, daar men bloembollen, die men niet bezat, tegen een bepaalden tijd voor fabelachtige prijzen verkocht. Een enkele tulp werd gegund voor 13000 gulden; — men verhaalt, dat iemand te Amsterdam in 4 maanden tijds 60000 gulden met dien handel won, en dat in ééne Hollandsche stad voor 10 millioen gulden aan bloemen werd omgezet. Dat kon natuurlijk geen stand houden, en bij de spoedige daling der prijzen werden vele speculanten geruïneerd.
De handel in bloemen is intusschen in ons Vaderland, o.a. te Haarlem, nog altijd van veel belang, en men vindt zeldzame gewassen op de lijsten der Haarlemsche bloemisten tegen hooge prijzen vermeld. Veel moeite besteedt men er o.a. aan den verbouw van hyacinthen; de bollen van deze blijven er bij voortduring een belangrijk handelsartikel.