Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bleekzucht (chlorosis)

betekenis & definitie

Bleekzucht is eene ziekte, welke bij het vrouwelijk geslacht tegen het einde der kinderjaren dikwijls voor­komt, hoewel eene dergelijke ongesteld­heid ook bij mannen niet zeldzaam is. Zij is eene slepende ziekte, welke zich open­baart in eene ongemeen bleeke, somtijds groenachtig-gele, wasachtige kleur der huid, en bleekheid van de lippen en van het tandvleesch, hoewel deze voor korten tijd rood kunnen worden.

Daarbij voegt zich vaak waterzucht aan de enkels, aan het gelaat en bepaaldelijk aan de oogleden. De lijders ge­voelen zich doorgaans huiverig, zwak, sla­perig, vermoeid en geneigd tot onmagt; zij bevinden zich veelal in eene droefgeestige gemoedsgesteldheid. Somtijds worden zij ge­kweld door krampachtige toevallen, door hoofd- en tandpijn, oorsuizing enz. De pols is zwak en traag, maar tevens zeer prikkel­baar. Geringe gemoedsbewegingen veroorza­ken reeds hartklopping en werken zoo sterk op de beweging van het hart, dat zij hart­ziekten kunnen doen ontstaan.

De spijsverte­ring is doorgaans gestoord, en de eetlust ge­ring; dikwijls bestaat er af keer van vleesch en trek naar oneetbare dingen. Vaak gevoe­len de lijders pijn in de maagstreek en gaat opgezetheid van den buik met eene trage ont­lasting gepaard. De ademhaling is belem­merd, vooral bij eenige inspanning. Bij een ergeren graad van bleekzucht zijn ook de maandelijksche regels verstoord, zoodat zij geheel wegblijven of zich op eene onre­gelmatige , vaak pijnlijke wijze vertoonen, terwijl vervolgens witte vloed achterblijft.

Met altijd worden genoemde verschijnselen duidelijk waargenomen. Velen, die aan bleek­zucht lijden, hebben wel last van vermoeid­heid en hartklopping, maar gevoelen zich voor ’t overige zeer wél, doch die ziekte kan zich, vooral bij koortsen, zeer spoedig ont­wikkelen. De oorzaken van die ongesteldheid kunnen zeer verschillend wezen, maar het is boven allen twijfel verheven, dat men haar voornamelijk aantreft bij het vrouwelijk ge­slacht. Onder 160, die aan bleekzucht leden, telde Cazin 18 mannen en 142 vrouwen.

Men vindt haar het meest tusschen het 15de en 20ste en voorts tusschen hét 20»te en 25ste jaar, slechts zelden vroeger of later. De aanleg tot die ziekte wordt ontwikkeld door eene zit­tende levenswijs, gebrek aan frissche lucht, slecht voedsel, hevige gemoedsbewegingen en overmatige inspanning. Bij lijders aan bleek­zucht heeft men eene sterke vermindering der bloedligchaampjes waargenomen; die verminring kan de helft en zelfs 2/3 van de gewone hoeveelheid bedragen. Tevens is het bloed meer waterachtig, zoodat het de noodige hoeveel­heid zuurstof niet kan opnemen, en de voeding der zenuwen, spieren enz. gebrekkig wordt.

Bij het behandelen der bleekzucht moet men dus in de eerste plaats pogingen aan­wenden om den toestand van het bloed te verbeteren. Bovenal worde eene krachti­ge voeding en daartoe het gebruik van vleesch aanbevolen, voorts wijn, goed bier en frissche melk. Men zoeke verder den lijder te brengen tot eene geregelde ontlasting en schrijve hem eene doelmatige beweging voor in de open lucht, — men zende hem uit de stad naar net land en late hem eene krachtige berg- of zeelucht inademen. Ook zeebaden en koude baden in het algemeen hebben wel eens eene goede uitwerking. Daarenboven mag de zorg voor den geest niet verwaarloosd worden, en men dient jonge meisjes, die aan bleekzucht lijden, van alle sterke inspanning te ontslaan, het veel lezen te ontraden en haar tot opgeruimd­heid te stemmen.

Onder de geneesmiddelen bekleedt het ijzer eene eerste plaats, daar het de vorming van roode bloedligchaampjes sterk begunstigt. Het wordt in den vorm van poeder, pillen en droppels en verder onder den naam van staalwijn enz. gebruikt. Somtijds worden er, ten behoeve der spijsvertering, bittere midde­len, vooral kina, bijgevoegd Veelal kan reeds een doelmatige leefregel herstel verschaffen.

< >