een bekend Fransch staatsman vóór de Julij-omwenteling en een getrouw aanhanger der Bourbons, werd geboren den 12den Januarij 1771 op het kasteel Vérignon bij Aulps in Provence. Als de spruit van een oudadellijk maar weinig-bemiddeld geslacht omhelsde hij reeds vroeg de krijgsdienst, was bij het uitbarsten der revolutie kapitein bij het regiment Koninklijke dragonders, verliet het land en voegde zich bij het leger van Condé, terwijl hij later in de Vendée de koningsgezinden ondersteunde. Daarna volgde hij Lodewijk XVIII naar Verona en werd door dezen als ambassadeur naar Petersburg gezonden, om voor de Bourbons eene wijkplaats in Rusland te verkrijgen, — ’t geen hem ook gelukte.
Onder Suwarow nam hij in 1799 deel aan den veldtogt in Italië, vergezelde in 1800, toen keizer Paul aan de Bourbons het verblijf in zijn rijk verbood, Lodewijk XVIII naar Engeland en bleef aan zijne zijde tot in 1814. Al dien tijd genoot hij het volle vertrouwen van dien vorst, zoodat deze de behartiging der gewigtigste belangen aan hem overliet. In 1814 ging hij met den Koning naar Parijs, werd er bevorderd tot minister van Staat en na den dood van d’Avaray de eenige vertrouweling des Monarchs, die zich bij Napoleons terugkeer van Elba, volgens den raad van Blacas niet naar Engeland, maar naar Ostende en vervolgens naar Gent begaf. Intusschen had zich Blacas, die als het hoofd der conservatieve camarilla aan het Hof werd beschouwd, vele vijanden gemaakt, zoodat de Koning hem na zijn terugkeer niet weder in het ministérie opnam, maar hem als buitengewoon gezant naar Napels afvaardigde, om koning Ferdinand geluk te wenschen bij zijne komst in de hoofdstad. Bij die gelegenheid bragt hij het huwelijk tot stand van den hertog van Berri met eene Napelsche prinses. In 1816 werd hij gezant te Rome en onderteekende er in 1817 het beruchte concordaat. In 1820 keerde hij naar Parijs terug, werd er eerste kamerheer des Konings, woonde het congres te Laibach bij en was bij afwisseling gezant te Rome en te Napels. — Hij genoot voorts het onbeperkt vertrouwen van Karel X, maar men kan hem niet beschuldigen, dat hij regtstreeks heeft medegewerkt tot het uitvaardigen der noodlottige ordonnantiën van 25 Julij 1830.
Intusschen weigerde hij, den eed van getrouwheid af te leggen aan Louis Philippe, zoodat zijn naam op de lijst der pairs werd doorgehaald, waarna hij Karei X in zijne ballingschap volgde. Na den dood van dezen in 1836 betoonde hij dezelfde trouw aan den hertog en de hertogin van Angoulème en vertoefde bij hen op het slot Kirchberg in Oostenrijk, waar hij den 17den November 1839 overleed.
Blacas had een aanzienlijk vermogen verworven en bezat te Parijs verzamelingen van merkwaardige kunstgewrochten, inzonderheid eene van Oostersche medailles, door Reinaud in 2 deelen beschreven (Parijs, 1848). Zijne nalatenschap werd op 11 millioen francs geschat , waarvan hij twee millioen, die hij van Lodewijk XVIII ten geschenke bekomen had, toewees aan den hertog van Bordeaux, en het overige aan zijne 3 zonen. Laboulaye heeft eene levensbeschrijving van hem uitgegeven.