Bingley (Ward), een uitstekend Nederlandsch tooneelspeler, werd geboren te Rotterdam in 1755. Tot eene handelsfamilie behoorende, was hij bestemd voor het kantoor, maar eene onweêrstaanbare zucht dreef hem naar het tooneel. Hij betrad dit laatste op 18-jarigen leeftijd onder de leiding van den verdienstelijken Corver.
Zijn debuut te Amsterdam in 1779 mislukte ten gevolge van een kabaal, maar kort daarna werd hij in de titelrol van den Achilles uitbundig toegejuicht. Hij schitterde voorts in de rollen van den Cid en van Hamlet en wist ook in komische rollen de algemeene goedkeuring te verwerven. In den Franschen schouwburg en in de Fransche taal vertoonde hij in 1811 Philoctetes en koning Lear, en hij verklaarde zich bereid, om laatstgemelde rol ook in het Engelsch te vervullen.
In 1796 verliet hij het Amsterdamsche tooneel en bestuurde een eigen tooneelgezelschap, waarmede hij het Nederduitsche tooneel te Rotterdam stichtte. In de voornaamste steden des lands trad hij met bijval op, en door zijne volharding en zijn onbesproken wandel bragt hij het zeer ver. Menige tooneelvertooning gaf hij ten voordeele van rampspoedigen, en dit haalde hem in 1813 de vervolging op den hals van het Fransche Bewind.
Bingley had een aangenaam voorkomen, een sprekend en bewegelijk gelaat, eene welluidende stem en eene grondige kennis van de kunst. Niet lang vóór zijn dood speelde hij met de beroemde tooneelspeelster Wattier Ziesenis in het treurspel “Maria van Lalain” en vervulde met grooten bijval de rol van Farnese. Hij overleed te ’s Hage op den 26sten Junij 1818. Zijn zoon Willem Bingley poogde in zijn voetspoor te treden, en zijne dochter werd de echtgenoote van den verdienstelijken acteur Hoedt.