Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 19-03-2018

Bilzenkruid (Hyoscyamus L.)

betekenis & definitie

Bilzenkruid is de naam van een plantengeslacht, hetwelk tot de familie der Solaneën behoort, welke eene menigte vergifplanten omvat. Het onderscheidt zich door een buisvormigen, 5-spletigen kelk, door eene trechtervormige bloemkroon met een 5-lobbigen, onregelmatigen zoom, door een kopvormigen stempel, en door eene eironde, aan weerskanten zamengedrukte, met een deksel kruisvormig openspringende zaaddoos.

De meeste soorten zijn kruiden met kleverige haren. De voornaamste soort is zwart bïlzenkruid (H. niger L.) met gesteelde, vindeelig gegolfde wortelbladeren, terwijl de hooger geplaatste bladeren half- stengelomvattend zijn. De wortel is licht­bruin of geel en gelijkt bij zware planten wel iets op mangelwortels. De stengel wordt ongeveer 6 Ned. palm hoog. In de oksels der bovenste bladeren staan de kortgesteelde bloemen aan ééne zijde der plant.

De bloe­men zijn geel of oranje-kleurig, van binnen met paarsche aderen voorzien. Wij zien in tig. 1 een stengel op 1/i der natuurlijke grootte, in a een geopenden kelk met vrucht in natuurlijke grootte, in l een zaadje 6-maal vergroot, in c dit laatste in overlangsche doorsnede. Deze plant groeit in een groot gedeelte van Europa, — ook in ons Vaderland, waar men haar bij de huizen, vooral in de nabijheid van mesthoopen, aantreft. Zij bloeit van het begin van den zomer tot laat in den herfst en is zeer vergiftig; het hoofdbestanddeel van dat vergif is hyoscyamine, verbonden met appelznur. Dit alkaloïde is vlugtig en wordt ontleed, wanneer men het met am­monia verwarmt; het lost gemakkelijk op in alkohol en ether, maar niet gemakkelijk in water.

In de apotheek gebruikt men van deze plant de bladeren en het zaad, het extract, de tinctuur en de olie. De werking dezer mid­delen gelijkt eenigzins op die van opium, maar zij hebben niet zulk een sterk slaapwekkend en pijnstillend vermogen. Een overvloedig ge­bruik veroorzaakt verwijding der pupil, hoofdpijn, duizeligheid, walging, braking, slaapzucht, ijlhoofdigheid, stuiptrekkingen en den dood. In geringe giften werken zij pijnstillend, vooral bij maagkramp, aangezigtspijn, tandpijn enz. — H. physaloides L., eene andere soort, groeit in Siberië en wordt er gebruikt als bedwelmend middel. Nog eene andere soort, door Linnaeus H. Scopolia ge­naamd, behoort thans onder den naam van Scopolia atropoides Schult, tot een ander geslacht. Deze plant draagt koperkleurige bloemen en groeit in de wouden van Kraïn, Hongarije, Croatië en Silézië. Zij is met den wortel (a) in fig. 2 voorgesteld op '/4 der natuurlijke grootte; in b zien wij voorts eene rijpe zaaddoos in natuurlijke grootte, in c een doorgesneden stamper insgelijks in na­tuurlijke grootte, en in d een meeldraad een weinig vergroot.

< >