Bignon, pair van Frankrijk en lid van het Instituut, een der meest-beroemde Fransche geschiedkundigen van den jongsten tijd, werd geboren te Guerbaville bij Meilleraye in het departement Seine inférieure op den 3den Januarij 1771.
Hij studeerde te Parijs en werkte er mede aan de dagbladen. Als vijand van de uiterste maatregelen der Omwenteling onder verdenking gebragt, trad hij in dienst als gemeen soldaat. Daar hij zich echter aan de diplomatie wenschte te wijden, wendde hij zich tot het Directoire met een humoristisch gedicht. Hij zag zijn wensch vervuld, en werd in 1797 secretaris van legatie in Zwitserland, in 1799 in Savoye, in 1800 in Berlijn; hier werd hij gezant, en vertoefde van 1803 tot 1806 als gevolmagtigd minister aan het hof te Cassel. Nadat de Fransche troepen Berlijn waren binnengerukt, ontving hij de benoeming tot Keizerlijk commissaris aldaar, en had het opzigt op de domeinen en financiën in de landen tusschen de Elbe en de Weichsel. In 1809 werd hij gevolmagtigd minister bij den groot-hertog van Baden, — daarna administrateur-generaal in Oostenrijk en vervolgens belast met eene moeijelijke zending naar Warschau, waar hij 3 jaar bleef.
Bij den aanvang van den veldtogt van 1812 was hij Keizerlijke commissaris bij de voorloopige regering te Wilna, en na den terugtogt der Franschen werd hij gezant te Warschau in plaats van de Pradt. Later begaf hij zich naar het Fransche hoofdkwartier te Dresden, bleef er tot aan de capitulatie, en meldde bij zijne komst te Parijs (7 December 1813) den Keizer het eerst den afval van Murat. Gedurende de Honderd Dagen benoemde Napoleon I hem tot directeur der staatkundige correspondentie bij het departement van Buitenlandsche Zaken en na den slag van Waterloo tot minister van dat departement In die betrekking onderteekende hij de tweede capitulatie van Parijs. In 1817 werd hij door 4 kiesdistricten tot lid der Kamer van Gedeputeerden gekozen , en gaf vervolgens eene reeks van staatkundige geschriften in het licht, welke groot opzien verwekten.
Napoleon I gaf in zijn testament den wensch te kennen, dat Bignon eene geschiedenis der Fransche diplomatie zou schrijven, te beginnen met den 18den Brumaire, en Bignon vervulde dien door de uitgave van zijne “Histoire de France, depuis le 18 Brumaire jusqu’ a la paix de Tilsit (Parijs 1827 tot 1838, 7 dln),” een geschiedwerk, dat hij later heeft vervolgd tot 1813 (Parijs, 1838, 4 dln). In de Julijdagen van 1830 benoemde de Voorloopige regering hem tot minister van Buitenlandsche Zaken, en Lodewijk Philips riep hem desgelijks in den Baad van ministers. Reeds in November van dat jaar nam hij echter zijn ontslag, en na de zegepraal der doctrinaire partij, schaarde hij zich in de Kamer van Gedeputeerden bepaald aan de zijde der oppositie. In 1837 werd hij tot pair benoemd, en hij overleed op den 7 den Januarij 1841.