Een Russisch generaal, werd in 1792 in Georgië geboren en op de Militaire school te Petersburg onderwezen. Hij diende als officier in de armée van den Caucasus en in 1812 tegen de Franschen in Lijfland.
In 1816 werd hij adjudant van vorst Yermoloff en begaf zich in het gevolg van dezen naar Perzië, waar hij als tolk belangrijke diensten bewees. In 1821 werd hij overste en commandant van het Mingrelisch regiment jagers, én in 1825 tot 1827 gouverneur van Imeretië. Bij het uitbarsten van den Turkschen oorlog (1828) was hij generaal-majoor, onderscheidde zich vooral bij de bestorming van Achalzik en werd commandant van deze plaats, die hij tegen de Turken onder Achmed-pasja dapper verdedigde. In 1831 was hij opperbevelhebber in de Arménische gewesten, in 1838 lid van het Bestuur in den Caucasus, in 1840 commandant van Zamosk in Polen, in 1843 luitenant-generaal en in 1844 opperbevelhebber in Daghestan. Nadat hij hier gedurende 3 jaren met afwisselenden voorspoed tegen Sjamyl gestreden had, werd [hij belast met het burgerlijk bewind over de Trans-Caucasische gewesten.
Hij bleef er tot in 1853, toen de Russisch-Turksche oorlog uitbarstte, waarin hij een corps der Caucasische armée aanvoerde. Aan het hoofd daarvan behaalde hij zoowel op den lsten December 1853 bij Kars op Abdi-pasja, als den 54en Augustus 1854 bij Koruk-Dere op Zarif-Moestapha-pasja de overwinning. Bij het vernemen, dat Omar-pasja in Mingrelië geland was, verzamelde hij terstond zijne troepen bij Koetaïs en noodzaakte hem tot den terugtogt. Na het ontslag van Moeramiew voerde hij het opperbevel over de armée van den Caucasus tot aan de komst van vorst Bariatynski, waarna hij terugkeerde naar zijn gouvernement en in Januarij 1857 bevorderd werd tot generaal der infanterie. Hij overleed te Tiflis op den 15den Maart 1858.