Van de beide personen van dezen naam, die wij wenschen te vermelden, noemen wij in de eerste plaats:
Barlaam de Heilige, een Aziatisch kluizenaar uit de 3de en 4e eeuw. Zijn naamdag valt op den 27sten November. De legende van dezen Barlaam werd bewerkt tot een geestelijken roman, volgens sommigen door Johannes Damascenus, volgens anderen door Anastasius Bibliothecarius. De Grieksche tekst is eerst door Boissonnade uitgegeven, maar de inhoud was reeds in de middeleeuwen uit eene Latijnsche vertaling algemeen bekend. Vincent de Beauvais nam die geschiedenis op in zijn “Speculum historiale”, en zij is onder den naam van “Barlaam en Josaphat” een volksboek geworden, dat in de meeste westersche talen werd overgebragt. De inhoud is deze: Avenier, een Indisch koning, is een vijand der Christenen, en de waarzeggers verkondigen, dat zijn zoon Josaphat tot het Christendom zal overgaan. Deze wordt dus in een afgezonderd paleis in alle Heidensche wijsheid opgevoed. Toen hij de oorzaak dier afzondering verneemt, verlangt de krachtige jongeling meer vrijheid.
Zij wordt hem toegestaan, en nu komt de wijze Barlaam, als een juwelier verkleed, en stelt het Christendom, hetwelk hij verkondigt, hem voor als het kostbaarst juweel. Josaphat wordt gedoopt en alle middelen om hem afvallig te maken zijn vruchteloos. Bij redetwisten, door hem gehouden, worden zelfs de hardnekkigste Heidenen tot het Christendom bekeerd. De toovenaar Theodas zoekt hem te verleiden door schoone vrouwen en door den duivel, maar Josaphat blijft standvastig en brengt zelfs den toovenaar tot bekeering. Avenier geeft nu zijn zoon deel aan het bewind. Deze regeert op eene Christelijke wjjze, sticht kerken en maakt duizenden gelukkig, terwijl de vader diep rampzalig is.
Eindelijk wordt ook Avenier door zijn zoon tot het Christendom gebragt. Toen laatstgenoemde in het land der kluizenaars gestorven is, doet Josaphat afstand van de kroon, begeeft zich in de woestijn, worstelt met duivelen, en vindt zijn geliefden Barlaam terug. Deze sterft; de leerling begraaft zijn meester en gaat zelf als een heilige den dood te gemoet. Beider graven hebben eene wonderdadige kracht. — Dat zulk een geschrift in de middeleeuwen algemeenen bijval vond, zal niemand bevreemden
In de tweede plaats noemen wij Barlaam, een Griekschen monnik van de orde van den heiligen Basilius. Hij werd geboren te Seminara tegen het einde der 13de eeuw, toefde in Aetolië en Thessalië, om zich bekend te maken met de Grieksche taal, en werd in 1331 abt van het klooster St Salvator te Constantinopel. Zijn hoogmoed bezorgde hem vele vijanden, en hij zag zich genoodzaakt. om in 1332 die stad te verlaten en naar Thessalonica de wijk te nemen. Later, derwaarts teruggekeerd, werd hij door keizer Andronicus Palaeólogus naar paus Benedictus XII te Avignon gezonden, om eene vereeniging van de Roomsche en Grieksche kerk tot stand te brengen; zijne onderhandelingen hadden echter geen gunstig gevolg. Toen hij zich weder te Constantinopel bevond, ijverde hij tegen de Hesychasten, die hij wegens hun neêrgeslagen blik met den naam van “omphalopsychi (navelzielen, navelkijkers)” bestempelde.
Toen zijne tegenstanders in 1341 op eene Kerkvergadering te Constantinopel de overhand behielden, ging hij naar Italië en werd er opgenomen in de R. Katholieke kerk. Koning Robert van Napels benoemde hem tot zijn bibliothecaris, en paus Clemens VI tot bisschop van Gerasi. Hij overleed aldaar in 1348. Barlaam was een goed wis- en sterrekundige en een degelijk beoefenaar der oude wijsbegeerte. Petrarca behoorde tot zijne leerlingen.