Awaren of Awariërs is de naam van een stam, die in het noordelijk gedeelte van den Caucasus zijn verblijf hield en nog houdt. Hun land is het noordelijk uiteinde van Lesghistan en grenst ten westen aan het gebied der Tsjetsjensen, terwijl zij aan de andere zijden door minder bekende volkeren zijn omgeven.
De noordelijke uitloopers van den Caucasus bedekken het geheele Khanaat. Men vindt er kloven en watervallen in eeuwenheugende wouden. De inwoners zijn er wegens dien toestand van den bodem zeer behoeftig en genoodzaakt om op de jagt hun onderhoud te zoeken. Zij zijn verdeeld in onderscheidene genootschappen of groepen, maar alle zijn onderworpen aan den Khan der vesting Choensak. Zij gebruiken de Lesghische taal. Behalve bovengenoemde vesting zijn er drie steden en 270 dorpen, — te zamen bevattende 25.000 zielen. Te voren waren zij belijders van het Christendom, waarvan zij nog eenige gebruiken hebben overgehouden, maar omstreeks eene eeuw geleden hebben zij den Islam aangenomen. Zij zijn bekend wegens hunne getrouwheid in het woord houden en wegens hunne gastvrijheid, maar tevens beschouwen zij de wraak als een pligt en het rooversbedrijf als eervol. Waarschijnlijk zijn zij nakomelingen van de oorlogzuchtige Avaren (zie op dezen naam).
Reeds lang heeft het Khanaat der Awaren bestaan, en er zijn oude berigten van hunne strooptogten, die zich zelfs tot aan de Donau uitstrekten. Tot nog toe blijven zij, zelfs bij de vorderingen der Russische heerschappij, hunne onafhankelijkheid handhaven.
